ECLI:NL:RBZWB:2024:6218

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
24/6412
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor hotelbouw en inrit

Op 6 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 3 januari 2023, waarbij het college een omgevingsvergunning verleende voor de bouw van een hotel en de aanleg van een inrit op een specifieke locatie. Op 4 september 2024 verzocht de verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, met als doel het college op te dragen verhinderdata van partijen op te vragen voor een gezamenlijke mondelinge behandeling van alle bezwaren. Daarnaast vroeg de verzoeker om de benoeming van drie personen voor de adviescommissie bezwaarschriften en een dwangsom van € 10.000,- bij niet-nakoming van deze opdracht.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De voorzieningenrechter benadrukte dat het verzoek niet gericht was op het schorsen van de omgevingsvergunning, maar op procesbeslissingen van het college. Volgens de voorzieningenrechter is een beslissing over de voorbereiding van een besluit niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende rechtstreeks in zijn belang treft. Dit was in dit geval niet aangetoond. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker niet rechtstreeks in zijn belang werd getroffen door de afwezigheid van andere belanghebbenden bij de hoorzitting.

Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6412

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker. Verzoeker heeft bij brief van 15 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 januari 2023 waarmee het college een omgevingsvergunning heeft verleend voor het bouwen van een hotel en het aanleggen van een inrit op de locatie [adres] te [plaats] .
1.1.
Op 4 september 2024 heeft verzoeker de voorzieningenrechter – samengevat – verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die het volgende inhoudt:
  • het college op te dragen verhinderdata van partijen op te vragen zodat de mondelinge behandeling van alle bezwaren op één tijdstip kan plaatsvinden;
  • te bepalen dat drie door de voorzieningenrechter te benoemen personen de adviescommissie bezwaarschriften vormen, althans dat één van deze te benoemen personen als voorzitter van de adviescommissie zal optreden;
  • een dwangsom van € 10.000,- ineens te verbinden aan het niet nakomen van de opdracht om op basis van verhinderdata één mondelinge behandeling te plannen.
1.2.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.3.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed". Daarbij speelt onomkeerbaarheid – in relatie tot het bestreden besluit – een belangrijke rol. Het door verzoeker overgelegde bestreden besluit is de door het college op 3 januari 2024 verleende omgevingsvergunning. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter niet om schorsing van dit besluit om een onomkeerbare situatie te voorkomen, maar om in te grijpen in processuele beslissingen van het college, dan wel de commissie voor de bezwaarschriften, die zien op de behandeling van verzoekers bezwaarschrift.
Daarover overweegt de voorzieningenrechter dat uit artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat een beslissing inzake de voorbereiding van een besluit niet vatbaar is voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft. Dat van deze uitzondering sprake is of kan zijn, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Dat één van de andere belanghebbenden bij de bestreden omgevingsvergunning op de al geplande hoorzitting niet aanwezig zou kunnen zijn, treft verzoeker niet rechtstreeks in zijn eigen belang.. Eventuele procedurele of inhoudelijke bezwaren kunnen na het te nemen besluit op bezwaar ook door eiser in beroep naar voren worden gebracht.
3. De conclusie is dat er geen enkel spoedeisend belang is.

Conclusie en gevolgen

4. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 6 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.