ECLI:NL:RBZWB:2024:6210

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
02-326298-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel na verduistering van aceton in dienstbetrekking

Op 6 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die was veroordeeld voor het meermalen verduisteren van aceton in dienstbetrekking. De officier van justitie vorderde ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 11.890,00. De zitting ter behandeling van de vordering vond plaats op 23 augustus 2023, waar de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdediging betwistte de hoogte van het ontnemingsvoordeel en stelde dat de verduistering niet het gehele jaar 2022 had plaatsgevonden, met alternatieve startdata voor de berekening van het voordeel.

De rechtbank oordeelde dat de betrokkene in de periode van 1 maart 2022 tot en met 23 januari 2023 aceton had verduisterd. De rechtbank volgde de berekening van de verdediging voor het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het voordeel werd geschat op € 9.298,68. De rechtbank stelde vast dat er geen omstandigheden waren die een vermindering van het ontnemingsbedrag rechtvaardigden. De beslissing berustte op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank legde de betrokkene de verplichting op tot betaling van het ontnemingsbedrag aan de staat.

Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op 6 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-326298-22 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 6 september 2024
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonadres]
raadsman mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat te Breda

1.De procedure

Betrokkene is op 6 september 2024 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor het meermalen verduisteren van aceton in dienstbetrekking bij [de (ex-)werkgever] tot de in die uitspraak vermelde straf. De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 11.890,00 gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 augustus 2023, waarbij de officier van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat betrokkene in 2022 een hoeveelheid aceton heeft verduisterd in zijn dienstbetrekking. Hij gaat daarbij in het voordeel van betrokkene uit van een hoeveelheid van 23.396 kilogram. Verdachte heeft daarmee een voordeel behaald van € 11.890,00. Dit bedrag is gebaseerd op het rapport van de politie van 14 februari 2023 over het wederrechtelijk verkregen voordeel.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt dat de verduistering niet in het gehele jaar 2022 heeft plaatsgevonden en heeft bepleit om daarmee bij het becijferen van het wederrechtelijk verkregen voordeel rekening te houden. De berekening zou moeten beginnen op 1 oktober 2022 (zoals verklaard door betrokkene) of op 1 mei 2022 (zoals verklaard door [getuige] ). Bij een startdatum van 1 oktober 2022 komt het behaalde voordeel uit op € 3.529,80. Bij een startdatum van 1 mei 2022 komt het behaalde voordeel uit op € 7.646,60.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Zoals de rechtbank in de hoofdzaak met parketnummer 02-326298-22 heeft overwogen acht zij wettig en overtuigend bewezen dat betrokkene in de periode van 1 maart 2022 tot en met 23 januari 2023 aceton heeft verduisterd bij [de (ex-)werkgever] . De rechtbank ontleent aan de inhoud van de bewijsmiddelen bij het vonnis in de hoofdzaak het oordeel dat betrokkene daarmee voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft verkregen.
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel voor de periode vanaf 1 mei 2022 tot en met 23 januari 2023 volgt de rechtbank de berekening van de verdediging zoals zij die ter terechtzitting heeft toegelicht. Er wordt in deze berekening door de verdediging verwezen naar passages en een proces-verbaal uit het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2022323440 (onderzoek Buffon ZB2R022135) van de [districtrecherche] . Voor zover deze niet benoemd zijn in de bewijsmiddelenbijlage bij het vonnis in de hoofdzaak, zullen deze hierna worden benoemd.
De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel in de periode van 1 maart 2022 tot 1 mei 2022 berekend volgens de hiervoor genoemde, door de verdediging gehanteerde methode. Dit leidt tot de volgende berekening:
1 mei 2022 tot en met 23 januari 2023
Aantal kilo’s aceton
November en december 2022: 61 dagen x 75 kg per dag = 4.575 kg
Mei t/m oktober 2022 en januari 2023: 205 dagen x 52 kg per dag = 10.660 kg
Totaal mei 2022 t/m januari 2023 = 15.235 kg
Het gemiddeld aantal kilogram diefstal per dag en het vastgestelde aantal kilogram diefstal in november en december 2022 baseert de rechtbank op het door aangever overgelegde schema ‘Effecten analyse afwijkend verbruik Aceton 2019-2023’ dat is overgelegd bij zijn aanvullende verklaring op 9 februari 2023 (pagina’s 148 t/m 152 van voorgenoemd eindproces-verbaal).
Kilo’s aceton omgerekend naar liters aceton
Vervolgens moeten de kilo’s aceton worden omgerekend naar liters. Uit het dossier (proces-verbaal wederrechtelijk voordeel, pagina 244 van voornoemd eindproces-verbaal) is gebleken dat de relatieve dichtheid van aceton 0,8 is. Dit betekent dat 0,8 kg aceton gelijk is aan 1 liter aceton. Omgerekend is dit 15.235 kg : 0,8 = 19.043,75 liter aceton.
Aftrek aangetroffen liters aceton
De wel verduisterde, maar (nog) niet verkochte aceton die in de woning van verdachte en van zijn moeder is aangetroffen, moet hiervan worden afgetrokken. Dit betrof 692 liter (proces-verbaal van bevindingen pagina’s 193 t/m 195 en pagina 243 van eerder genoemd eindproces-verbaal). Dit leidt tot de volgende hoeveelheid: 19.043,75 liter – 692 liter = 18.351,75 liter.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het dossier is gebleken dat een 25kg-verfblik een volume heeft van 24 liter. Verder is uit het dossier gebleken dat betrokkene de verfblikken aceton heeft doorverkocht voor € 10,- per blik. Dit leidt tot een wederrechtelijk verkregen voordeel van:
18.351,75 liter : 24 liter x € 10 =
€ 7.646,60.
1 maart 2022 tot 1 mei 2022
Er wordt uitgegaan van gemiddeld 52 kg aceton per dag in de maanden maart 2022 en april 2022. Dit zijn totaal 61 dagen.
Aantal kilo’s aceton: 61 dagen x 52 kg per dag = 3.172 kg
Aantal liters aceton: 3.172 kg : 0,8 = 3.965 liter
Wederrechtelijk verkregen voordeel: 3.965 liter : 24 liter x € 10,00 =
€ 1.652,08
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel: € 7.646,60 + € 1.652,08 =
€ 9.298,68.
Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op een totaalbedrag van € 9.298,68.
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
Door de verdediging is geen draagkrachtverweer gevoerd. De rechtbank ziet ook verder geen omstandigheden op basis waarvan het vast te stellen ontnemingsbedrag gematigd zou moeten worden.
De rechtbank zal het te betalen bedrag dan ook vaststellen op
€ 9.298,68en de vordering van de officier van justitie voor het overige afwijzen.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op

€ 9.298,68;

- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 9.298,68, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet-betaling van het ontnemingsbedrag ten hoogste kan worden gevorderd, op
185 dagen;
- wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. R.J.H. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.C.S. Jurres-Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 september 2024.