Op 6 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die was veroordeeld voor het meermalen verduisteren van aceton in dienstbetrekking. De officier van justitie vorderde ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 11.890,00. De zitting ter behandeling van de vordering vond plaats op 23 augustus 2023, waar de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdediging betwistte de hoogte van het ontnemingsvoordeel en stelde dat de verduistering niet het gehele jaar 2022 had plaatsgevonden, met alternatieve startdata voor de berekening van het voordeel.
De rechtbank oordeelde dat de betrokkene in de periode van 1 maart 2022 tot en met 23 januari 2023 aceton had verduisterd. De rechtbank volgde de berekening van de verdediging voor het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het voordeel werd geschat op € 9.298,68. De rechtbank stelde vast dat er geen omstandigheden waren die een vermindering van het ontnemingsbedrag rechtvaardigden. De beslissing berustte op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank legde de betrokkene de verplichting op tot betaling van het ontnemingsbedrag aan de staat.
Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op 6 september 2024.