ECLI:NL:RBZWB:2024:6191

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
02-105104-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden zonder rijbewijs en het veroorzaken van een verkeersongeval tot een deels voorwaardelijke taakstraf en rijontzegging

Op 5 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 september 2022 betrokken was bij een verkeersongeval op de Rondweg-Oost te [plaats]. De verdachte, die geen rijbewijs had, bestuurde een auto onder invloed van alcohol en veroorzaakte een aanrijding waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep, namelijk een breuk in een nekwervel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval. De officier van justitie vorderde een taakstraf van 150 uur, waarvan 75 uur voorwaardelijk, en een rijontzegging van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte. De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uur, waarvan 75 uur voorwaardelijk, en een rijontzegging van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar eerdere strafblad, waaruit bleek dat zij eerder al was veroordeeld voor rijden zonder rijbewijs. De uitspraak benadrukt de ernst van het rijden zonder rijbewijs en onder invloed van alcohol, en de gevolgen daarvan voor de verkeersveiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-105104-23
vonnis van de meervoudige kamer van 5 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. J.W. Vedder, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 augustus 2024, waarbij de officier van justitie mr. P.W.P. Emmen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:als bestuurder van een auto schuld heeft aan een verkeersongeval, waardoor [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel dat verdachte gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
feit 2:een auto heeft bestuurd zonder rijbewijs.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Er is sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Verdachte heeft zonder rijbewijs en onder invloed van alcohol met een hogere snelheid gereden dan ter plaatse onder die omstandigheden verantwoord was. Hierdoor heeft verdachte haar auto onvoldoende onder controle kunnen houden en is zij frontaal op de auto van [slachtoffer] gebotst. Als gevolg daarvan heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Ook feit 2 kan wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft dit feit bekend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, omdat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Er heeft geen onderzoek naar de toedracht van het ongeval plaatsgevonden. Daardoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld met welke snelheid verdachte reed, zodat ook niet kan worden vastgesteld dat zij reed met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was. Ook blijkt niet dat de rijvaardigheid van verdachte negatief is beïnvloed door het alcoholgebruik.
Verdachte moet ook worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit. Er is geen sprake van een gedraging die gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Feit 2 kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 16 september 2022 rond 19:25 uur een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Rondweg-Oost te [plaats] .
Bij dit verkeersongeval waren verdachte en [slachtoffer] betrokken.
Verdachte was bestuurder van een BMW (voorzien van het Poolse [kenteken 1] ) en nam op de rotonde de afslag in de richting van de Rondweg-Oost. [slachtoffer] reed als bestuurder van een Toyota (voorzien van [kenteken 2] ) op de Rondweg-Oost in de richting van de rotonde. Net nadat zij de rotonde had verlaten, is de auto van verdachte in een slip geraakt doordat de achterkant van de auto uitbrak. Verdachte is toen op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen en tegen de auto van [slachtoffer] aangereden. Als gevolg van deze botsing heeft [slachtoffer] een breuk opgelopen in een nekwervel.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte de auto bestuurde terwijl zij geen rijbewijs had. Ook was zij onder invloed van te veel alcohol, namelijk 200 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, terwijl voor een bestuurder zonder rijbewijs op grond van artikel 8, derde en vierde lid WVW maximaal 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht is toegestaan.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat het ten tijde van het ongeval regende en het wegdek nat was.
Artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Schuld is hier tenlastegelegd als roekeloosheid, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag. Om te beoordelen of er sprake is van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte heeft gereden terwijl zij niet in het bezit was van een rijbewijs en terwijl zij onder invloed was van te veel alcohol. Gelet op deze omstandigheden in combinatie met de omstandigheid dat het regende en het wegdek nat was, is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft gereden met een hogere snelheid dan ter plaatse onder die omstandigheden verantwoord was. Dit leidt de rechtbank af uit het feit dat de achterkant van de auto van verdachte is uitgebroken, waardoor de auto in een slip is geraakt. Het kan niet anders zijn dan dat de achterkant van de auto is uitgebroken omdat verdachte te hard reed voor de omstandigheden ter plaatse op dat moment. Hierdoor heeft verdachte haar auto onvoldoende onder controle kunnen houden, is zij op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen en tegen de auto van [slachtoffer] aangereden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en dus schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Hierdoor heeft [slachtoffer] een breuk opgelopen in een nekwervel. De rechtbank is, gelet op de aard van dit letsel en het herstel, van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Toestand als bedoeld in artikel 8 eerste of tweede lid WVW
Verdachte wordt ook verweten dat zij ten tijde van het verkeersongeval verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid WVW. Gelet op wat hiervoor onder feiten en omstandigheden is vastgesteld, spreekt de rechtbank verdachte hiervan partieel vrij. Verdachte heeft de in artikel 8, tweede lid WVW genoemde limiet van 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht niet overschreden. Uit het dossier kan ook verder niet worden afgeleid dat verdachte onder zodanige invloed was dat zij hierdoor niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Verdachte verkeerde daarom niet in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid WVW. Zij verkeerde wel in de toestand als bedoeld in het derde en vierde lid van artikel 8 WVW, maar dat is niet tenlastegelegd.
Feit 2
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1 primairop 16 september 2022 te [plaats] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de Rondweg-Oost, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft zij, verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig
- terwijl zij onder invloed van te veel alcohol verkeerde,
- met een hogere snelheid gereden dan ter plaatse onder die omstandigheden verantwoord was en
- haar personenauto onvoldoende onder controle kunnen houden en op de voor haar bestemde weghelft kunnen houden,
waardoor zij met het door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen de personenauto met daarin de inzittende [slachtoffer] is gereden, door welk verkeersongeval aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een breuk in een nekwervel.
Feit 2
op 16 september 2022 te [plaats] als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Rondweg-Oost, zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor feit 1 primair aan verdachte op te leggen een taakstraf van 150 uur, waarvan 75 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast vordert hij een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen (hierna: rijontzegging) voor 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Voor feit 2 vordert hij aan verdachte op te leggen een taakstraf van 16 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 16 september 2022 als bestuurder van een auto aanmerkelijk onvoorzichtig gereden. Zij is in de auto gestapt terwijl zij alcohol had gedronken en niet in het bezit was van een rijbewijs. Vervolgens heeft zij te hard gereden; in ieder geval harder gereden dan ter plaatse op dat moment verantwoord was. Door dit rijgedrag is een verkeersongeval ontstaan, waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. [slachtoffer] is na het ongeval naar het ziekenhuis gebracht, waar is gebleken dat er een nekwervel was gebroken. Uit haar slachtofferverklaring en nadere informatie van het Slachtofferloket blijkt dat [slachtoffer] haar werkzaamheden als brandweervrouw niet meer kan uitoefenen en een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV ontvangt.
De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte kennelijk ook na dit ongeval met ernstige gevolgen, niet heeft ingezien hoe gevaarlijk het is om te rijden zonder rijbewijs (en zonder de daarvoor benodigde rijlessen te hebben gevolgd en succesvol een rij-examen te hebben afgelegd). Uit haar strafblad blijkt namelijk dat zij na het ongeval – op 23 februari 2023 – opnieuw een strafbeschikking voor het rijden zonder rijbewijs opgelegd heeft gekregen.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf voor de overtreding van artikel 6 WVW de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Verdachte heeft gereden onder invloed van alcohol en door de verkeersfouten van verdachte heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De oriëntatiepunten geven hiervoor als uitgangspunt een taakstraf van 160 uur en 18 maanden rijontzegging.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met haar strafblad. Daaruit blijkt dat verdachte voor het ongeval – op 11 mei 2022 – al een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen voor het rijden zonder rijbewijs.
De rechtbank ziet, evenals de officier van justitie, aanleiding om een deel van deze rijontzegging voorwaardelijk op te leggen. Dit om verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste taakstraf passend en geboden. Zij zal daarom conform deze eis aan verdachte opleggen een taakstraf van 150 uur, waarvan de helft voorwaardelijk. Wat de rijontzegging betreft, ziet de rechtbank aanleiding om een groter deel dan door de officier van justitie geëist voorwaardelijk op te leggen, aangezien verdachte inmiddels is begonnen met het volgen van rijlessen. De rechtbank acht een ontzegging van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden.
Voor de overtreding ‘rijden zonder rijbewijs’ (feit 2) zal de rechtbank, zoals de wet voorschrijft, een aparte straf opleggen. Zij acht voor dit feit een taakstraf van 16 uur passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22b, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 107, 177, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2:overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Feit 1 primair
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 150 uur, waarvan 75 uur voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaar;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen, subsidiair 37 dagen;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Feit 2
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 16 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
8 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. C.E.M. Marsé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 september 2024.
De griffier en mr. Marsé zijn verhinderd om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
zij op of omstreeks 16 september 2022 te [plaats] , gemeente Steenbergen, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de Rondweg-Oost, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft zij, verdachte, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl zij onder invloed van (te veel) alcohol verkeerde,
- met een hogere snelheid gereden dan ter plaatse onder die omstandigheden verantwoord was en/of
- haar personenauto onvoldoende onder controle kunnen houden en/of op de voor haar, verdachte, bestemde weghelft kunnen houden, waardoor zij, verdachte, met het door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen de personenauto met daarin de inzittende [slachtoffer] is gereden, door welk verkeersongeval aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten: een breuk in een nekwervel, zulks terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 16 september 2022 te [plaats] , gemeente Steenbergen, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rondweg-Oost, zich zodanig heeft gedragen dat door haar gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers heeft zij, verdachte,
- terwijl zij onder invloed van (te veel) alcohol verkeerde,
- met een hogere snelheid gereden dan ter plaatse onder die omstandigheden verantwoord was en/of
- haar personenauto onvoldoende onder controle kunnen houden en/of op de voor haar, verdachte, bestemde weghelft kunnen houden;
(art. 5 Wegenverkeerswet 1994)
2
zij op of omstreeks 16 september 2022 te [plaats] als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Rondweg-Oost, zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art. 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)