In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om eiser deelname aan een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) op te leggen. Het CBR had op 18 maart 2024 besloten dat eiser, naar aanleiding van een melding van de politie, verplicht moest deelnemen aan een EMG vanwege vermoedens dat hij niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikte. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het CBR handhaafde zijn beslissing in het bestreden besluit van 12 april 2024.
De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het CBR. Eiser betwistte de juistheid van de aan hem verweten gedragingen, zoals het rijden met een te hoge snelheid en het niet gebruiken van de richtingaanwijzer. De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht had vastgesteld dat eiser zich schuldig had gemaakt aan meerdere verkeersfouten, waaronder te hard rijden en te dicht op zijn voorganger rijden. Deze gedragingen voldeden aan de criteria voor het opleggen van een EMG, zoals vastgelegd in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het besluit van het CBR om eiser deelname aan de EMG op te leggen in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders en openbaar gemaakt op 12 september 2024.