ECLI:NL:RBZWB:2024:6159
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- M. Karsten-Badal
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over ontbinding huurovereenkomst wegens vervuiling en verwaarlozing
In deze zaak vordert Stichting Leystromen de ontbinding van de huurovereenkomst met de huurder, die sinds 19 september 2016 een woning huurt. De verhuurder stelt dat de huurder ernstig tekortschiet in haar verplichtingen, met name door ernstige vervuiling en verwaarlozing van de woning en de tuin. Tijdens een descente op 3 juni 2024 constateert de kantonrechter dat de woning vol staat met spullen en dat de staat van de woning ietwat onverzorgd is. Er zijn ook veel vliegen in de woning, wat mogelijk te maken heeft met het feit dat de huurder een hangbuikzwijn als huisdier houdt. Ondanks deze constateringen wijst de kantonrechter de vordering van Leystromen af. De kantonrechter oordeelt dat de huurder binnen zekere grenzen vrijheid heeft in de inrichting van de woning en dat de tekortkomingen niet van zodanige aard zijn dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De kantonrechter concludeert dat de huurder hulp nodig heeft bij het onderhouden van de woning, maar dat er geen sprake is van een zorgwekkende situatie die ontbinding rechtvaardigt. De proceskosten worden toegewezen aan de zijde van de verhuurder, die in de kosten van de procedure wordt veroordeeld.