Op 4 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorgverlener die beschuldigd werd van ontucht met een patiënt. De verdachte, geboren in 1988, werd bijgestaan door raadsman mr. P. Susijn. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 augustus 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof ontucht gepleegd in de periode van 7 september 2020 tot en met 31 juli 2021, terwijl de verdachte werkzaam was in de gezondheidszorg. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een (voortgezette) behandelrelatie op het moment van de seksuele handelingen, die plaatsvonden na de formele beëindiging van de behandelrelatie. De rechtbank concludeerde dat de seksuele handelingen vrijwillig waren en dat er geen bewijs was voor enige afhankelijkheid die de handelingen zou beïnvloeden. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging. De benadeelde partij, de slachtoffer, had een schadevergoeding van € 7.500,- gevorderd, maar werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.