9.De beslissing
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde feit en het onder 2 impliciet primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de voortgezette handeling van
feit 1 impliciet subsidiair:poging tot doodslag
feit 2 impliciet subsidiair:poging tot doodslag
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zesenzestig (66) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] van € 20.236,38, waarvan € 10.236,38 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 1]
(feit 1 impliciet subsidiair), € 20.236,38 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 136 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2] van € 11.461,73, waarvan € 1.461,73 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 2] (feit 2 impliciet subsidiair), € 11.461,73 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 92 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en
mr. R.T. Poort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 september 2024.
De voorzitter en de jongste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.