ECLI:NL:RBZWB:2024:6145
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Breda
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 september 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning in Breda, vastgesteld op € 1.822.000 per 1 januari 2022. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 1.766.000, maar de belanghebbende was het hier niet mee eens en ging in beroep. De rechtbank heeft op 22 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij de heffingsambtenaar niet aanwezig was. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank legt uit dat de waarde is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde van de woning wordt vastgesteld op basis van verkoopprijzen van vergelijkbare woningen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van de belanghebbende. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de argumenten van de belanghebbende niet voldoende zijn om tot een andere conclusie te komen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen proceskostenvergoeding.