ECLI:NL:RBZWB:2024:6143
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Goirle
Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/9474, waarin belanghebbende beroep aantekende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning, vastgesteld op € 822.000 per 1 januari 2022. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 778.000. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 22 augustus 2024 behandeld. Belanghebbende voerde aan dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de gedateerde staat van de woning en de gemeentelijke monumentenstatus. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had onderbouwd dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de referentiewoningen, die gebruikt waren voor de waardebepaling, voldoende vergelijkbaar waren en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening had gehouden met de verschillen tussen de woningen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de waarde van de woning en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd bleven. De rechtbank adviseerde de heffingsambtenaar om de woning ter plaatse te laten opnemen voor een correcte beoordeling in de toekomst. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Toekoen, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier.