ECLI:NL:RBZWB:2024:6141

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
C/02/424940 JE RK 24-1363
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor kwetsbare minderjarige met een belast verleden

Op 1 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een kwetsbare minderjarige, geboren in 2009. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling optreedt voor de minderjarige, die zich regelmatig aan het gezag onttrekt door weg te lopen. Dit gedrag heeft geleid tot ernstige zorgen over haar ontwikkeling en het ontbreken van noodzakelijke (trauma)behandelingen. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de minderjarige, haar advocaat, de vader en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren. De moeder was niet verschenen.

De GI verzocht om een voorwaardelijke machtiging om de minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te plaatsen voor zes maanden. De kinderrechter oordeelde dat jeugdhulp noodzakelijk is vanwege de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, die haar ontwikkeling ernstig belemmeren. De kinderrechter concludeerde dat er geen minder ingrijpende opties beschikbaar zijn en dat de voorwaardelijke machtiging als laatste redmiddel dient om te voorkomen dat de minderjarige gesloten wordt geplaatst. De kinderrechter verleende de machtiging voor de periode van 1 augustus 2024 tot 1 februari 2025, onder de voorwaarden die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen.

De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter benadrukte het belang van de ingezette behandelingen en de noodzaak om de minderjarige in de huidige situatie te houden, waar zij de benodigde hulp kan ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/424940 / JE RK 24-1363
Datum uitspraak: 1 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de GI,
locatie Etten-Leur,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat: mr. H. van Asselt te Roosendaal.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 23 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
1. augustus 2024. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- [minderjarige] en haar advocaat;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de GI, tevens voogdes.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van kennisgeving niet verschenen op de mondelinge behandeling.
Verder was aanwezig mevrouw [naam] , de begeleider van [minderjarige] , aan wie met instemming van de GI en [minderjarige] bijzondere toestemming is verleend.
2.
De feiten
2.1.
Bij beschikking van 6 november 2023 is het ouderlijk gezag van de moeder over onder andere [minderjarige] beëindigd. Bij diezelfde beschikking is [minderjarige] onder voogdij gesteld van de GI.
2.2.
[minderjarige] verblijft bij Sterk Huis op de [behandelgroep] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt om verlening van een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan van 17 juli 2024 de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [minderjarige] op te nemen. Tevens is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname.

4.Het standpunt van de verzoeker

4.1.
De vertegenwoordigster van de GI heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, in aanvulling op het verzoekschrift nog het volgende naar voren gebracht. Het verzoek wordt gehandhaafd. De voorwaarden dienen als steun voor [minderjarige] . Er zijn nog steeds ernstige zorgen over (het gedrag van) [minderjarige] . De behandelingen zijn nog onvoldoende van de grond gekomen. Het is afhankelijk van de gemoedstoestand van [minderjarige] of ze deelneemt aan de behandelingen. Doordat zij regelmatig wegloopt is het lastig om een basisrelatie op te bouwen en vanuit daar verder te werken. Het is belangrijk dat [minderjarige] gaat leren vertrouwen op volwassenen. Dit is moeilijk voor haar. Er wordt gezien dat ze graag haar leven wil veranderen, maar dat het haar nog niet lukt. Ze is niet altijd in staat om zich voor onder meer de hulpverleners open te stellen. Daarbij komt dat het familienetwerk ondermijnend kan zijn. Familie is belangrijk voor [minderjarige] , met name de vader en dit zorgt er voor dat ze in een loyaliteitsconflict komt. Dit maakt het gecompliceerd. Het is belangrijk dat er wordt gewerkt aan de hechtingsproblematiek en de opgelopen trauma’s. Hiervoor is behandeling nodig. Het is aan [minderjarige] om hieraan mee te werken en de hulp te aanvaarden. Verder erkent de vertegenwoordigster, tevens uitvoerend voogd, dat haar band met [minderjarige] niet optimaal is. De voogd voert regie op afstand. Het is belangrijker dat [minderjarige] een vertrouwensband opbouwt met de behandelaars dan met de voogd.

5.De standpunten

5.1.
[minderjarige] heeft, afzonderlijk gehoord, in aanwezigheid van haar advocaat, tegen de kinderrechter verteld dat ze achter het verzoek van de GI staat. [minderjarige] wil graag op de huidige behandelgroep van Sterk Huis blijven. Ze wil absoluut niet gesloten worden geplaatst. Ze is bereid om zich aan alle afspraken te houden die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen. Zij wil niet meer weglopen. Zij is bekend met dat plan, waaronder de daarin genoemde voorwaarden. [minderjarige] begrijpt dat dit een laatste kans is om te voorkomen dat ze gesloten wordt geplaatst. Als ze echt kon kiezen wil ze uiteindelijk het liefst in de toekomst bij de vader wonen. Ze bezoekt hem regelmatig in [de ggz-instelling] in [woonplaats 2] . Ten slotte geeft [minderjarige] aan dat ze geen goede band heeft met haar voogd. Ze heeft dit al op meerdere manieren kenbaar gemaakt. Hier wordt niet naar geluisterd. [minderjarige] zou het liefst zien dat ze een ander uitvoerend voogd krijgt.
De advocaat van [minderjarige] verzoekt de kinderrechter om het verzoek toe te wijzen. Aan de voorwaarden wordt voldaan. [minderjarige] geeft zelf aan dat ze de verzochte voorwaardelijke machtiging als stok achter de deur nodig heeft om zich beter aan de afspraken te kunnen houden. Bovendien zijn er geen alternatieven beschikbaar en is deze machtiging in haar belang.
5.2.
De begeleidster van [minderjarige] vult hierop desgevraagd aan dat het wisselend gaat met [minderjarige] . Ze zoekt meer toenadering, maar diepgang is moeilijk voor haar. Hiervoor is er vertrouwen nodig en dat is er nog niet. Dit heeft tijd nodig. [minderjarige] loopt daarnaast gemakkelijk weg. Hierover wordt achteraf met haar wel over gesproken.
5.3.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, naar voren gebracht dat hij zich verzet tegen het verzoek tot voorwaardelijke gesloten jeugdhulp. Hij erkent dat er sprake is van problematiek. Een voorwaardelijke machtiging is echter een te zware maatregel. Daarnaast heeft de vader er twijfels bij of het [minderjarige] gaat lukken om zich aan de afspraken te houden. Het is wachten tot de maatregel wordt omgezet in een gesloten plaatsing. Dit is niet in haar belang. De vader zou graag zien dat [minderjarige] in een gezinshuis wordt geplaatst, en aldus in een gestructureerde omgeving. Dit was eerder ook het geval. Toen ging het goed met [minderjarige] . Ze ging naar school en ze haalde goede cijfers. Na de plaatsing bij Sterk Huis is het met haar bergafwaarts gegaan. De huidige groep is niet geschikt voor [minderjarige] en mist zij structuur. De vader verzoekt de kinderrechter om de machtiging af te wijzen en geeft aan dat bij toewijzing van de voorwaardelijke machtiging tot gesloten plaatsing hij aan [minderjarige] zal aangeven dat ze in hoger beroep moet gaan, nu er volgens hem niet wordt gehandeld in haar belang.

6.De beoordeling

6.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Buiten de gesloten accommodatie kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
6.2.
Omdat de voogdij over [minderjarige] bij de GI berust, is een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet vereist (artikel 6.1.4, eerste lid, Jeugdwet) en is zij bevoegd om het verzoek te doen.
6.3.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat wordt voldaan aan de wettelijke vereisten. De kinderrechter maakt zich ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid. [minderjarige] is een kwetsbaar en beïnvloedbaar meisje met een zeer belast verleden. Ze vertoont al langere tijd zorgwekkend en zelfbepalend gedrag en onttrekt zich aan het gezag door veelvuldig (van de groep) weg te lopen. Het is belangrijk dat de ingezette behandelingen, die noodzakelijk zijn om aan haar trauma’s en hechtsingsproblematiek te werken, bij Sterk Huis worden voortgezet. Deze behandelingen komen tot op heden nog onvoldoende van de grond door het zelfbepalende gedrag van [minderjarige] . De voorwaardelijke gesloten machtiging wordt gezien als een laatste redmiddel en dient als stok achter de deur om te voorkomen dat [minderjarige] gesloten wordt geplaatst. Deze stok achter de deur is noodzakelijk om een gedragsverandering bij [minderjarige] te bewerkstelligen. Met de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp kunnen de hulpverleners direct ingrijpen wanneer het niet goed gaat met [minderjarige] , of wanneer zij zich niet aan de regelt houdt. Het is, anders dan de vader stelt, niet gebleken dat er minder ingrijpende opties mogelijk zijn om deze problemen te behandelen. Het is juist in het belang van [minderjarige] om te kunnen blijven waar ze nu zit. Bovendien stemt de onafhankelijke gedragswetenschapper in met het verzoek. [minderjarige] heeft kenbaar gemaakt de jeugdhulp te aanvaarden, zoals opgenomen in het overgelegde hulpverleningsplan. Dit hulpverleningsplan is mede door haar ondertekend. Zij heeft zich tijdens de mondelinge behandeling volhard in haar voornemen tot nakoming daarvan.
6.4.
De kinderrechter daarom zal de voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van zes maanden. Het plan van aanpak waarin de voorwaarden zijn opgenomen, is als bijlage bij deze beschikking gevoegd.

7.De beslissing

De kinderrechter:
verleent een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 1 augustus 2024 tot 1 februari 2025, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van Akkermans-Bruijs als griffier, en op schrift gesteld op 15 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.