ECLI:NL:RBZWB:2024:6132

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
23/2965
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de verleende vergunning voor tijdelijke grafbedekking

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de verleende vergunning voor het plaatsen van een tijdelijke grafbedekking op het graf van haar zoon. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen had op 7 april 2023 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en de vergunning gehandhaafd. Tijdens de zitting op 27 augustus 2024 heeft eiseres aangevoerd dat zij geen vergunning nodig had voor het plaatsen van een schilderij op het graf van haar overleden zoon.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, omdat er inmiddels een definitief monument op het graf is geplaatst. Het college heeft hiervoor een vergunning verleend zonder dat leges betaald hoefden te worden. De rechtbank oordeelt dat er geen actueel en reëel belang meer is bij de uitkomst van de procedure, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De rechtbank benadrukt dat de rechter geen uitspraak kan doen op basis van uitsluitend principiële redenen. Eiseres kan desgewenst haar beklag doen bij de ombudsman of een klacht indienen bij het college. De beslissing van de rechtbank is dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2965 VEROR
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verleende vergunning voor het plaatsen van een tijdelijke grafbedekking op het graf van haar zoon [naam 1], [locatie], aan de [begraafplaats] te [plaats].
1.1.
Met het bestreden besluit van 7 april 2023 heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en de verleende vergunning gehandhaafd.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. T.F. Lina en [naam 2] namens het college en eiseres.
1.4
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij tijdelijk een schilderij, in de vorm van een bedrukt doek op een frame met pootjes, op het graf van haar overleden zoon wilde plaatsen. Zij meent dat zij daarvoor geen vergunning nodig had.
2.1.
Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, moet eerst ambtshalve worden beoordeeld of eiseres nog procesbelang heeft.
2.2.
Procesbelang is het belang dat een eiser heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de eiser voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de eiser van feitelijke betekenis is. Het moet daarbij gaan om een actueel en reëel belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Als dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. [1]
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Ter zitting is door eiseres verklaard dat inmiddels een definitief monument is geplaatst op het graf. Het college heeft een vergunning verleend voor de definitieve grafbedekking zonder dat daarvoor leges betaald hoefde te worden. Hiermee is het graf klaar en kan feitelijk niets meer worden bereikt met het aanwenden van beroep.
2.4.
Dat eiseres niet kan berusten in de manier hoe het college tot het besluit is gekomen en hoe zij door het college is bejegend, is voor de rechtbank geen reden om het procesbelang alsnog aan te nemen. De rechter kan namelijk geen uitspraak doen op grond van uitsluitend principiële redenen. Desgewenst kan eiseres bij de ombudsman haar beklag doen of bij het college een klacht indienen.
2.5.
Eiseres heeft dus geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van haar beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Hooghiemstra, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2024. Het proces-verbaal van deze mondelinge uitspraak wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is gedaan.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1610.