ECLI:NL:RBZWB:2024:6131

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
23/2966
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van last onder bestuursdwang en procesbelang in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen. Eiseres had een last onder bestuursdwang ontvangen voor de verwijdering van een tijdelijke grafbedekking op het graf van haar overleden zoon. Het college heeft in een besluit van 7 april 2023 erkend dat de last onrechtmatig was en heeft deze herroepen.

De rechtbank heeft op 27 augustus 2024 de zaak behandeld en vastgesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft. Dit is gebaseerd op het feit dat het handhavingsbesluit van 5 oktober 2022 is herroepen en dat eiseres met het instellen van beroep feitelijk niets meer kan bereiken. De rechtbank benadrukt dat procesbelang een actueel en reëel belang bij de uitkomst van de procedure moet zijn.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, in aanwezigheid van mr. V. Hooghiemstra, griffier, en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om haar beklag te doen bij de ombudsman of een klacht in te dienen bij het college, maar de rechtbank kan geen uitspraak doen op basis van principiële redenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2966 GEMWT
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college om een opgelegde en uitgevoerde last onder bestuursdwang tot verwijdering van een tijdelijke grafbedekking op het graf van haar overleden zoon [zoon eiseres] , [vak] , [nummer] , aan de [begraafplaats] te [plaats] , te herroepen.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en mr. T.F. Lina en [naam] namens het college.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. In het bestreden besluit van 7 april 2023 heeft het college de onrechtmatigheid van het besluit om een last onder bestuursdwang op te leggen, erkend en de last herroepen.
2.1.
Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, moet eerst ambtshalve worden beoordeeld of eiseres nog procesbelang heeft. [1]
2.2.
Procesbelang is het belang dat een eiser heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de eiser voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de eiser van feitelijke betekenis is. Het moet daarbij gaan om een actueel en reëel belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Als dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. [2]
2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Het handhavingsbesluit van 5 oktober 2022 is immers herroepen. Het college heeft daarbij de onrechtmatigheid van het handhavingsbesluit erkend. Eiseres kan met het instellen van beroep feitelijk niets meer bereiken.
2.3.
Dat zij niet kan berusten in de manier hoe het college tot het besluit is gekomen en hoe zij door het college bejegend is, is voor de rechtbank geen reden om het procesbelang alsnog aan te nemen. De rechtbank kan namelijk geen uitspraak doen op grond van uitsluitend principiële redenen. Desgewenst kan eiseres bij de ombudsman haar beklag doen of bij het college een klacht indienen.
2.4.
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Hooghiemstra, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2024. Het proces-verbaal van deze mondelinge uitspraak wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is gedaan.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS, 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1610.