ECLI:NL:RBZWB:2024:6112

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
02-040124-24 en 02-009942-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en mishandeling met gevangenisstraf en contactverbod

Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging en mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 november 2023 tot en met 8 juni 2024 de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, [slachtoffer], opzettelijk en stelselmatig heeft geschonden. Dit gebeurde door herhaaldelijk voor haar deur te staan, haar op te zoeken op haar werk en haar te volgen. De rechtbank achtte de belaging wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het dagelijks voor de deur staan. Daarnaast werd de verdachte op 20 oktober 2023 schuldig bevonden aan het toebrengen van een tik tegen het gezicht van [slachtoffer]. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 151 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tevens werd er een contactverbod opgelegd voor dezelfde duur, met vervangende hechtenis bij overtreding. De benadeelde partij, [slachtoffer], kreeg een schadevergoeding van €750,- toegewezen voor immateriële schade, terwijl de overige vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte en de impact van zijn gedrag op het slachtoffer, wat leidde tot een strenge straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-040124-24 en 02-009942-23 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 2 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1975 te [geboorteplaats 1]
wonende aan de [woonadres]
nu gedetineerd in P.I. Vught
raadsvrouw mr. S. van Eekelen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 augustus 2024, waarbij de officier van justitie mr. C.M.J.M. van Buul en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:in de periode van 1 november 2023 tot en met 8 juni 2024 [slachtoffer] heeft belaagd;
feit 2:op 20 oktober 2023 [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Voor wat betreft de belaging moet partiële vrijspraak volgen voor het opzoeken van [slachtoffer] bij het voetballen van haar zoon, omdat daar alleen haar aangifte aan ten grondslag kan worden gelegd en dat is onvoldoende. Voor alle andere gebeurtenissen die in de tenlastelegging zijn opgesomd als onderdeel van de belaging zitten naast de aangifte voldoende bewijsmiddelen in het dossier, namelijk de getuigenverklaringen en de beschrijving van meerdere deurbelvideo’s. De mishandeling heeft verdachte bekend en ook daarvan is er een beschrijving van een deurbelvideo.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Het vereiste oogmerk voor belaging is niet aanwezig. Verdachte wilde het uitpraten met [slachtoffer] in de hoop dat het goed zou komen tussen hen, zoals ook eerdere keren was gebeurd. Daarnaast is geen sprake van stelselmatigheid. Vast staat enkel dat verdachte in november en december 2023 twee keer bij [slachtoffer] voor de deur heeft gestaan en in januari 2024 vijf keer. In februari 2024 is hij vervolgens vijf keer langs het huis van [slachtoffer] gereden. Dit was weliswaar tegen de schorsingsvoorwaarden in, maar dat neemt niet weg dat hij op dat moment ook in zijn eigen straat reed en dat er geen sprake was van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Daarna is er tot 8 juni 2024 niets gebeurd. Dat betekent dat sprake is van veel minder gebeurtenissen en een veel kortere pleegperiode dan tenlastegelegd is. Die kunnen niet leiden tot de conclusie dat sprake is van belaging. Voor wat betreft de mishandeling refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1: belaging
Wat niet ter discussie staat
Verdachte heeft op 1 en 18 november 2023, 1 en 9 december 2023, 4, 9 en 14 januari 2024 bij [slachtoffer] voor de deur gestaan. Op 17, 18, 19 en 21 februari 2024 is hij tegen de schorsingsvoorwaarden in met zijn auto langs haar huis gereden.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]
De verklaringen van [slachtoffer] en verdachte lopen sterk uiteen. Volgens [slachtoffer] stond verdachte in de periode van november tot en met begin februari dagelijks voor haar deur, klom hij in december bij haar over de poort en stond hij bij haar in de tuin om in haar woning te komen. Daarnaast zocht hij haar op bij het voetballen van haar zoon en (in de auto) bij de supermarkt, zocht hij haar op haar werk op en zocht hij contact met haar collega’s. Op 18 januari 2024 zou verdachte, na een mislukte poging met [slachtoffer] in contact te komen bij de supermarkt, haar hebben klemgereden met de auto. Op 8 juni 2024 zou hij zich (in strijd met het contactverbod) dreigend hebben geuit richting haar en haar nieuwe partner.
Volgens verdachte is van dit alles geen sprake. Hij heeft inderdaad een paar keer bij [slachtoffer] aangebeld omdat hij het wilde uitpraten, zoals dat in hun eerdere relatie wel vaker was gebeurd. Tegen de schorsingsvoorwaarden in is hij door de straat van haar huis gereden, uit automatisme en gemakzucht. Hij woont in dezelfde straat. Op 18 januari wilde hij alleen maar met haar praten en gooide zij haar fiets voor zijn auto omdat hij toevallig door dezelfde straat reed. Op 8 juni heeft hij enkel geprobeerd een rustig gesprek te voeren met de nieuwe partner van [slachtoffer] en geen contact gezocht met haar. Dat mocht namelijk niet vanwege het contactverbod.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar. Deze verklaring is concreet, gedetailleerd en consistent en wordt grotendeels ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo hebben twee van haar collega’s verklaard dat zij op verschillende momenten (in november en in december 2023) hebben gezien dat verdachte met zijn auto naar het werk kwam en op een opgefokte of agressieve manier tot uiting bracht dat hij wilde dat [slachtoffer] met hem mee naar huis zou gaan. Een van de collega’s heeft daarnaast verklaard dat zij verdachte in de periode november en december meermaals op het werk bij het raam heeft zien staan. Een buurvrouw heeft verklaard dat zij verdachte meermaals heeft zien rondhangen bij de poort van [slachtoffer] . Voor wat betreft de gebeurtenis op 18 januari 2024 heeft de politie beschreven dat op een videobeeld te zien is dat verdachte over de stoep richting [slachtoffer] rijdt en dat hij, wanneer zij wegvlucht, direct zijn auto keert om diezelfde richting in te gaan. Over de gebeurtenis op 8 juni 2024 heeft de nieuwe partner van [slachtoffer] verklaard dat verdachte met gebalde vuisten hun kant op liep en tegen [slachtoffer] schreeuwde dat zij hem voorschut zette en dat zij van hem was.
Voor het ‘dagelijks’ voor de deur staan ziet de rechtbank onvoldoende bewijs in het dossier. Het proces-verbaal met de beschrijvingen van de deurbelvideo’s is daartoe onvoldoende, omdat deze enkel een aantal data noemt (zonder verdere uitwerking) en ook uit die data zelf niet blijkt van (letterlijk) dagelijks voor de deur staan.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] en daarmee van de feitelijke gebeurtenissen zoals die tenlastegelegd zijn, met uitzondering van het ‘dagelijks’ voor de deur staan.
Belaging en stelselmatigheid
De volgende vraag is of het samenstel van gebeurtenissen belaging oplevert.
Van belaging is sprake wanneer wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk wordt maakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander, met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, iets niet te doen, iets te dulden of om die ander vrees aan te jagen.
Voor de vraag of sprake is van stelselmatigheid zijn van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven van het slachtoffer.
Verdachte heeft in de periode tot en met 21 februari 2024 veelvuldig contact gezocht met [slachtoffer] op een zeer indringende manier. Hij is regelmatig bij haar woning (met name voor haar deur) geweest, op haar werk verschenen, heeft anderen over haar benaderd en heeft haar op indringende wijze met zijn aanwezigheid geconfronteerd op openbare plekken (op straat en (in de auto) bij de supermarkt). Door op deze manier zijn fysieke aanwezigheid aan haar op te dringen heeft hij haar ertoe gedwongen te dulden dat er steeds contact met haar werd gezocht. Over deze periode is daarmee voldaan aan het vereiste van stelselmatigheid en acht de rechtbank belaging wettig en overtuigend bewezen. Na 21 februari 2024 is er een hele tijd niets voorgevallen, tot 8 juni 2024. Hoewel er voldoende bewijs is voor de gebeurtenis op 8 juni 2024, is er in de periode van 21 februari tot 8 juni 2024 niet voldaan aan het vereiste van stelselmatigheid. De rechtbank zal verdachte van dit deel van de tenlastegelegde periode vrijspreken.
Feit 2: mishandeling
Voor mishandeling is vereist dat opzettelijk pijn of letsel wordt toegebracht.
Dat verdachte [slachtoffer] een tik tegen haar gezicht heeft gegeven, staat niet ter discussie. Verdachte heeft dit bekend en uit de beschrijving van de deurbelvideo blijkt dat verdachte een slaande beweging heeft gemaakt tegen het gezicht van [slachtoffer] . De opzet om iemand pijn te doen volgt uit het geven van de tik tegen het gezicht. [slachtoffer] had ook inderdaad pijn aan haar kin, zo heeft zij in haar aangifte verklaard. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2023 tot en met 21 februari 2024 te Tilburg , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door (bij) die [slachtoffer]
- op te zoeken bij het voetbal van haar zoon en
- meermalen op haar werk langs te gaan en aan haar collega's te vragen waar zij is en
- meermalen voor haar deur te staan, en over haar poort te klimmen en in haar tuin te staan en
- meermalen te volgen en
- meermalen met zijn voertuig door de straat waar die [slachtoffer] woonachtig is, te rijden en
- tegen het raam van haar auto aan te kloppen en te schreeuwen dat zij uit de auto moet komen,
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden;
2
op 20 oktober 2023 te Tilburg [slachtoffer] heeft mishandeld door haar tegen de kin te slaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast vordert zij oplegging van een contactverbod met [slachtoffer] , waar ook het ‘zich ophouden bij haar voor de deur’ onder zou moeten vallen, met één week vervangende hechtenis per overtreding, dadelijk uitvoerbaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt er in de strafbepaling rekening mee te houden dat het een korte pleegperiode met weinig gebeurtenissen betreft. Ook de mishandeling is een licht vergrijp, waarop de politie in eerste instantie geen actie heeft ondernomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 20 oktober 2023 heeft verdachte zijn ex-vriendin [slachtoffer] in haar gezicht geslagen omdat hij boos was. Zij wilde daarna geen contact meer met hem, maar dat heeft verdachte niet kunnen accepteren. Hij is in de periode daarna, bijna vier maanden lang, op zeer indringende wijze fysiek contact blijven zoeken met [slachtoffer] . Keer op keer verscheen hij weer voor haar deur, op haar werk en bij het boodschappen doen. Hoewel geen agressieve of dreigende bewoordingen zijn gebruikt, toonde verdachte zich in zijn gedrag wel dwingend en agressief. [slachtoffer] heeft het gedrag van verdachte als erg intimiderend ervaren en de gebeurtenissen hebben een grote impact (gehad) op haar leven.
Verdachte heeft de tenlastegelegde feiten grotendeels ontkend en gebagatelliseerd. Alleen de gebeurtenissen die op videobeeld zijn vastgelegd bekent hij. Hiermee heeft hij geen enkel inzicht getoond in de kwalijkheid van zijn handelen en de gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer] . Verdachte heeft op de zitting wel verklaard dat hij volledig bereid en in staat is om zich aan een contactverbod te houden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport dat op 8 augustus 2024 over verdachte is opgemaakt. Het volhardende gedrag van verdachte baart de reclassering zorgen en eerdere interventies hebben niet voor gedragsverandering gezorgd. Het ontbreekt verdachte aan probleeminzicht en probleembesef. De reclassering schat het risico op recidive, op letsel en op het onttrekken aan voorwaarden in als hoog. Bij veroordeling adviseert de reclassering de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van verdachte. Dit is zeer omvangrijk en hieruit blijkt dat verdachte in het verleden meerdere malen is veroordeeld voor strafbare feiten in de huiselijk geweldsfeer. Ook liep verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten in een proeftijd. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Voor de mishandeling geldt naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht bij een eerste keer als uitgangspunt een geldboete. De straffen die in de rechtspraak voor belaging worden opgelegd variëren tussen (forse) taakstraffen en gevangenisstraffen van enige duur.
Naar het oordeel van de rechtbank is het van groot belang dat verdachte stopt met het contact zoeken met [slachtoffer] . Dat beiden in dezelfde straat wonen, en dat verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis zowel het locatieverbod als het contactverbod heeft geschonden, maakt het ingewikkeld dat te realiseren. Voor de reclassering is dit zelfs reden geweest om in haar rapport van 8 augustus 2024 oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te adviseren. Zij ziet geen andere optie om [slachtoffer] voldoende te beschermen. De rechtbank moet echter ook rekening houden met de ernst van het feit, de periode van de bewezenverklaring, het aantal gebeurtenissen in die periode en met de periode (91 dagen, zo heeft de rechtbank nagerekend) die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dat brengt met zich mee dat de rechtbank een andere straf op zal leggen dan door de officier van justitie geëist.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf van 151 dagen, waarvan 60 voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van drie jaar, passend en geboden is. De rechtbank acht dit voorwaardelijke strafdeel nodig als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte in de toekomst weer richting [slachtoffer] de fout ingaat.
Daarnaast zal de rechtbank een contactverbod opleggen met [slachtoffer] , voor de duur van eveneens drie jaar. De rechtbank zal bevelen dat vervangende hechtenis van zeven dagen zal worden toegepast voor iedere keer dat de maatregel niet wordt nageleefd. De totale duur van de mogelijke vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden. De rechtbank zal tevens bevelen tot dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend gaat gedragen jegens [slachtoffer] .

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 3.000,=, bestaande uit immateriële schade (psychisch letsel) als gevolg van feit 1 en feit 2. De officier van justitie vindt dit bedrag redelijk gezien de duur, aard en impact van de feiten. De verdediging heeft gepleit voor het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij omdat wat haar betreft geen sprake is geweest van belaging.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat (grotendeels) bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 750,=, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering van immateriële schadevergoeding voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de einddatum van de pleegperiode van de belaging, te weten 21 februari 2024.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke geldboete van € 750,= die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 21 april 2023 ten uitvoer zal worden gelegd. Omdat verdachte schulden heeft vordert de officier van justitie omzetting naar een taakstraf van 30 uur.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering moet worden afgewezen omdat de feiten te verschillend zijn: het vonnis van 21 april 2023 zag op vernieling en hier gaat het om belaging en mishandeling. Subsidiair verzoekt de verdediging om verlenging van de proeftijd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich vóór het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en dat hij daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. De vernieling waarvoor verdachte op 21 april 2023 is veroordeeld betrof een vernieling in de huiselijk geweldsfeer, met ook [slachtoffer] als betrokkene. Dit feit heeft naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk samenhang met onderhavige feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, namelijk dat er schulden zijn ontstaan in de periode van de voorlopige hechtenis, zal de rechtbank de straf omzetten om verdachte in de gelegenheid te stellen om in plaats van de opgelegde geldboete een taakstraf van 30 uur te verrichten.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:belaging
feit 2:mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 151 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Oplegging contactverbod
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
drie jaren:
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1982;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
zeven dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.De totale duur van de vervangende hechtenis bedraagt
ten hoogste zes maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 21 april 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-009942-23
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een geldboete van € 750,=;
- gelast dat deze ten uitvoer te leggen geldboete wordt vervangen door
een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 750,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 750,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 15 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.B. van Onzenoort, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en
mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 september 2024.
Mrs. Brouwer en Luijten zijn niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij, op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2023 tot en met 8 juni 2024 te Tilburg, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door (bij) die [slachtoffer]
- op te zoeken bij het voetbal van haar zoon en/of
- meermalen althans eenmaal op haar werk langs te gaan en/of aan haar collega's te vragen waar zij is en/of
- meermalen (dagelijks) voor haar deur te staan en/of over haar poort te klimmen en/of in haar tuin te staan en/of
- meermalen te (achter)volgen en/of
- meermalen met zijn voertuig door de straat waar die [slachtoffer] woonachtig is, te rijden en/of
- tegen het raam van haar auto aan te kloppen en/of te schreeuwen dat zij uit de auto moet komen en/of
- op te zoeken ten tijde van een door de rechter opgelegd contactverbod met die [slachtoffer] en/of daarbij te schreeuwen dat die [slachtoffer] van hem, verdachte, is en daarbij dreigende bewegingen met zijn armen en vuisten te maken,
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 20 oktober 2023 te Tilburg [slachtoffer] heeft mishandeld door haar tegen de kin althans tegen het gezicht te slaan en/of te stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )