Op 15 augustus 2024 vond in de raadkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een onderzoek plaats naar het klaagschrift van de klager, die gedetineerd is in PI Middelburg. Het klaagschrift was ingediend op 18 juni 2024 en betrof de vernietiging van gegevensdragers, waaronder zes telefoons en een tablet, die op 22 februari 2024 in beslag waren genomen. De officier van justitie, mr. E.H. Smale, en de advocaat van de klager, mr. G.J. Woodrow, waren aanwezig tijdens de behandeling. De raadsman stelde dat het klaagschrift was ingediend om de vernietiging van de gegevensdragers te voorkomen, terwijl de officier van justitie betoogde dat de rechtbank in de hoofdzaak een beslissing over het beslag kon nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig was ingediend, maar dat er al een beslissing over het beslag was genomen in de hoofdzaak. Hierdoor had de klager geen belang meer bij de behandeling van het klaagschrift. De rechtbank verklaarde de klager niet-ontvankelijk in het beklag. Deze beslissing werd genomen op 29 augustus 2024 door de voorzitter, mr. E.G.F. Vliegenberg, en de rechters mr. R.J.H. Goossens en mr. M.A.E. Dekker, in aanwezigheid van griffier mr. J. van Eekelen. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare zitting op dezelfde datum.
Tegen deze beslissing kan het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden, en de klager kan dit doen binnen veertien dagen na betekening van de beslissing.