ECLI:NL:RBZWB:2024:6072

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
02-062248-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs met aanzienlijke hoeveelheden versnijdingsmiddelen

Op 29 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid van 151,46 kilogram versnijdingsmiddelen, bestaande uit paracetamol en coffeïne, naar het buitenland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 1 maart 2023 samen met een medeverdachte werd aangehouden op de A16 bij Zevenbergschen Hoek, waar in hun auto de versnijdingsmiddelen werden aangetroffen. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich bewust was van de illegale aard van de goederen, terwijl de verdediging betoogde dat er geen bewijs was dat de stoffen bestemd waren voor het versnijden van heroïne.

De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op het voorbereiden van een drugsdelict. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in vereniging schuldig had gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor het bewerken van heroïne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar proceshouding, en besloot dat een deel van de straf voorwaardelijk moest zijn om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/062248-23
vonnis van de meervoudige kamer van 29 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ( [land] ),
raadsvrouw mr. M.M.P.E. van Helmond, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 augustus 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in vereniging voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor het bewerken van heroïne door
151.460 gram versnijdingsmiddelen (coffeïne en paracetamol) voorhanden te hebben.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Zij baseert zich daarbij op het aantreffen van het mengsel in tassen bij verdachte in de auto, het rapport van het NFI en het onderzoek naar de telefoon van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen bewijs voorhanden is dat de stoffen bestemd waren voor versnijding met heroïne en dat verdachte daarom moet worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat zij geen opzet heeft gehad op het voorbereiden van een drugsdelict.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaat dat verdachte op 1 maart 2023 samen met de [medeverdachte] werd aangehouden op de A16 bij Zevenbergschen Hoek. Verdachte en [medeverdachte] reden in een auto met Frans kenteken. In die auto werden op de achterbank zeven bigshoppers en één kleine boodschappentas met daarin in totaal een hoeveelheid van 151,46 kilogram van een mengsel van coffeïne en paracetamol aangetroffen.
Bestemming als versnijdingsmiddelen voor heroïne
Een dergelijk mengsel van paracetamol en coffeïne is volgens het NFI een gebruikelijk versnijdingsmiddel voor heroïne. Uit het rapport van het NFI blijkt dat het aangetroffen poedermengsel van coffeïne en paracetamol lichtbeige van kleur was. De oorspronkelijke kleur van zuivere coffeïne en paracetamol is wit. Uit het rapport van het NFI komt naar voren dat het gebruikelijk is om – om het versnijden van de heroïne met de witte coffeïne en paracetamol niet te laten opvallen – aan het poedermengsel een beige/bruin kleurend materiaal toe te voegen. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen poedermengsel, de wijze van transport, te weten in bigshoppers op de achterbank van de auto, en de lichtbeige kleur van het mengsel, gaat de rechtbank ervan uit dat deze stoffen bestemd waren om als versnijdingsmiddel voor heroïne te dienen.
(Voorwaardelijk) opzet
De volgende vraag is of verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het voorhanden hebben van die stoffen en het voorbereiden of bevorderen van het versnijden van heroïne. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het uitvoeren van versnijdingsmiddelen – is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Verdachte heeft verklaard dat zij op 28 februari 2023 samen met [medeverdachte] naar Nederland is gereden. Op 1 maart 2023 vroeg [medeverdachte] haar ’s avonds om naar een adres in Rotterdam te rijden. Daar hebben onbekende mannen de tassen in de auto geladen. Verdachte durfde zich op dat moment niet te onttrekken en wilde alleen maar zo snel mogelijk terug naar huis. Toen zij richting Frankrijk reden heeft verdachte nog aan [medeverdachte] gevraagd wat er in de tassen zat, maar hij vertelde haar dat hij het ook niet wist en probeerde haar gerust te stellen.
Uit de bewijsmiddelen en uit bovenstaande verklaring van verdachte blijkt niet dat verdachte vol opzet had op het voorhanden hebben van de versnijdingsmiddelen en op het voorbereiden of bevorderen van het versnijden van heroïne. De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte met haar handelen voorwaardelijk opzet op deze handelingen had en baseert zich daarbij op het volgende bewijs in het dossier.
De tassen stonden in de auto open en te zien was dat er donkergrijze vuilniszakken en doorzichtig plastic zakken met daarin bruinkleurig poeder in zaten. Uit onderzoek van de telefoon van verdachte volgt dat er op 1 maart 2023 is gecommuniceerd via onder andere de app Snapchat. Uit het proces-verbaal van bevindingen van onderzoek naar die Snapchatberichten volgt dat er op 1 maart 2023 van 09:11 uur tot 21:02 uur over en weer is gecommuniceerd tussen verzender ‘
[verdachte]’ en ontvanger ‘
[naam]’. Uit die berichten blijkt dat de verzender ervan wist dat er illegale goederen zouden worden gaan vervoerd. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] die Snapchatberichten heeft verstuurd, omdat hij geen telefoon bij zich had en daarom van haar telefoon gebruik maakte.
De rechtbank volgt dit verweer niet. Het Snapchatgesprek is een doorlopend gesprek, waarbinnen onder andere wordt gesproken over de zoon en het werk van verdachte. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij de berichten over díe onderwerpen zelf aan ‘ [naam] ’ heeft verstuurd, die zij kent als trainer van haar zoon. Gelet op het doorlopende karakter van het gehele gesprek, is ongeloofwaardig dat de berichten die niet zien op het privéleven van [verdachte] door [medeverdachte] zouden zijn verzonden. De rechtbank stelt daarom vast dat het verdachte is geweest die het Snapchatgesprek met ‘ [naam] ’ heeft gevoerd..
Uit de inhoud van het doorlopende Snapchatgesprek blijkt dat verdachte in ieder geval in de loop van de ochtend van 1 maart 2023 wist dat zij en [medeverdachte] illegale goederen zouden gaan vervoeren naar Frankrijk . Gelet op het voorgaande, in combinatie met de hoeveelheid aangetroffen versnijdingsmiddelen en de wijze waarop deze werden vervoerd, namelijk voor een ieder zichtbaar op de achterbank van de auto, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij met haar auto en telefoon hielp om de versnijdingsmiddelen naar Frankrijk te vervoeren.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor het bewerken van heroïne.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 maart 2023 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, te weten
- het opzettelijk bewerken van heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan zij en haar mededaders, wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door 151.460 gram versnijdingsmiddelen (te weten coffeïne en paracetamol) in Nederland op te halen en in een auto te vervoeren en naar een bestemming in het buitenland uit te voeren.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het feit komt, bepleit de verdediging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en haar een taakstraf, eventueel in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs. Zij heeft een grote hoeveelheid (ruim 151 kilo) van een mengsel van paracetamol en coffeïne, dat gebruikt wordt voor het versnijden van heroïne, vervoerd naar het buitenland. Het gebruik van heroïne is schadelijk voor de volksgezondheid en zorgt, ook door de daarmee gepaard gaande criminaliteit, voor veel overlast in de maatschappij. Verdachte heeft met het vervoeren van het mengsel van paracetamol en coffeïne naar het buitenland een wezenlijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van de handel in heroïne.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van verdachte en het feit dat ze nog niet eerder in Nederland met politie en justitie in aanraking is geweest. Verder houdt de rechtbank rekening met straffen die normaliter voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Gelet op de grote hoeveelheid heroïne die met dit mengsel had kunnen worden versneden, komt in beginsel geen andere straf in aanmerking dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht de rechtbank passend een deel van deze straf in voorwaardelijke zin op te leggen, als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest, passend is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden stoffen voorhanden hebben, waarvan zij ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Hartman, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en
mr. M. Breeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 augustus 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
zij op of omstreeks 1 maart 2023 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij/zij, verdachte en/of zijn/haar mededader(s),
wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van dat feit, door 151.460 gram versnijdingsmiddelen (te weten coffeïne en paracetamol) in Nederland op te halen en/of in een auto te vervoeren en/of naar een
locatie/bestemming in het buitenland te weten België en/of Frankrijk uit te voeren
en/of te brengen.