4.1.[eiser] vordert na wijziging van eis:
1. voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. aangaande de auto per 17 november 2023 buitengerechtelijk is ontbonden, dan wel bij vonnis te ontbinden;
2. voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. aangaande de auto rechtsgeldig is vernietigd op 17 november 2023, dan wel deze bij vonnis te vernietigen;
3. [gedaagde] B.V. te veroordelen om € 18.300,- zijnde de koopsom van de auto, binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis aan [eiser] terug te betalen, te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontbinding dan wel
vernietiging van de koopovereenkomst tot aan de dag van volledige betaling;
4. [gedaagde] B.V. te veroordelen om binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis de auto terug te nemen en [eiser] te voorzien van het vrijwaringsbewijs, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag, een dagdeel
daaronder begrepen, dat [gedaagde] B.V. niet aan deze veroordeling voldoet met een maximum van € 10.000,-;
5. [gedaagde] B.V. te veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 7.458,07 aan
schadevergoeding zoals omschreven in randnummer 47 t/m 61 van de dagvaarding, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontbinding dan wel vernietiging van de koopovereenkomst tot aan de dag van volledige betaling;
6. [gedaagde] B.V. te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de door [eiser] betaalde wegenbelasting van € 228,33 over de periode 3 februari 2024 t/m 26 april 2024 en
de schorsingskosten van de auto van € 88,05, tezamen een bedrag van € 316,38;
7. [gedaagde] B.V. te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de gemaakte autohuurkosten van € 690,63 over de periode 16 t/m 26 februari 2024 in verband met de
wintersportvakantie in Oostenrijk;
8. [gedaagde] B.V. te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke kosten van € 1.032,58;
9. [gedaagde] B.V. te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de daadwerkelijke proceskosten tot op heden begroot op € 7.700,- en forfaitaire proceskosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen die gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf voornoemde termijn;
10. [gedaagde] B.V. te veroordelen tot betaling van de nakosten `a € 132,- aan [eiser] .