In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, [verzoeker], en zijn werkgevers, Trust Kroatië en Trust NL. De werknemer, in dienst van een Kroatische werkgever, was tewerkgesteld in Nederland en is op staande voet ontslagen. De kantonrechter oordeelde dat alleen de Kroatische rechtspersoon als werkgever kan worden aangemerkt, omdat de rechtszekerheid zich verzet tegen een geruisloze vervanging van de bestaande verhouding van ingeleende werknemer tot inlener in een arbeidsovereenkomst. Het ontslag op staande voet werd vernietigd omdat het niet onverwijld was verleend. De kantonrechter kende de werknemer een billijke vergoeding toe, evenals een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en achterstallig loon. De regeling van betaling van loon tijdens arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte viel onder de Coördinatieverordening, waardoor de werknemer geen aanspraak kon maken op doorbetaling van loon tijdens ziekte conform de Nederlandse regeling.
De procedure begon met een verzoek van de werknemer om veroordeling van zijn werkgevers tot betaling van verschillende vergoedingen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet onverwijld had gehandeld. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer tegen Trust NL af, maar kende wel vergoedingen toe tegen Trust Kroatië. De kantonrechter benadrukte dat de arbeidsovereenkomst onder Nederlands recht viel en dat de werknemer recht had op de gevraagde vergoedingen, met uitzondering van de verzoeken die betrekking hadden op Trust NL.