ECLI:NL:RBZWB:2024:6043

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
02/338781-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van MDMA en ketamine met gevangenisstraf als gevolg

Op 28 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 mei 2022 in Breda 5.050 gram MDMA en 7.100 gram ketamine voorhanden had. De verdachte, geboren in 1991, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B. Ivanov-Petkova. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 augustus 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, de beschuldigingen uiteenzette. De tenlastelegging werd gewijzigd en de rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte de huurder was van een garagebox waar de drugs zijn aangetroffen. Ondanks de ontkenning van de verdachte dat hij op de hoogte was van de inhoud van de garagebox, achtte de rechtbank zijn verklaring niet aannemelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk aanwezig had van de MDMA en ketamine, wat leidde tot de bewezenverklaring van de feiten.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden rechtvaardigde, gezien de schadelijke gevolgen van drugsgebruik en de rol van de verdachte in de drugshandel. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de gevangenisstraf op, die volledig ten uitvoer zal worden gelegd in een penitentiaire inrichting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/338781-22
vonnis van de meervoudige kamer van 28 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
raadsvrouw mr. B. Ivanov-Petkova, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 augustus 2024, waarbij de officier van justitie mr. C.M.J.M. van Buul en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 20 mei 2022 te Breda:
5.050 gram MDMA voorhanden heeft gehad;
zonder registratie al dan niet opzettelijk onder meer 7.100 gram ketamine heeft in- of uitgevoerd en/of in voorraad heeft gehad dan wel in werkzame stoffen een groothandel heeft gedreven.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Op specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank – voor zover relevant – hieronder nader ingaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat op 20 december 2022 in een garagebox aan de [adres 2] in Breda 5.050 gram van een substantie bevattende MDMA en 7.100 gram van een substantie bevattende ketamine zijn aangetroffen. De garagebox werd sinds 29 mei 2022 verhuurd aan een persoon die zich [naam verdachte] noemde. Deze persoon heeft de huurovereenkomst ondertekend met een handtekening die een hoge mate van gelijkenis vertoont met de handtekening van verdachte. Verdachte heeft op 21 december 2022 een chatgesprek gevoerd waarin hem werd gevraagd om een adres en hem twee foto’s van de garagebox werden gestuurd. Daarop antwoordde verdachte: “4de deur knop beneden”, waarmee hij een ander de weg wijst naar de garagebox. Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte de huurder was van de garagebox.
Als uitgangspunt geldt dat de – enige – huurder van een garagebox bekend mag worden verondersteld met de inhoud daarvan. Onder omstandigheden kan dit anders liggen, bijvoorbeeld als diegene een aannemelijke verklaring geeft waaruit volgt dat hij geen wetenschap had van wat zich in de garagebox bevond. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt. Verdachte heeft ontkend dat hij wist van de middelen die in de garagebox zijn aangetroffen, maar hij heeft die verklaring niet nader onderbouwd of geconcretiseerd. De rechtbank acht zijn verklaring, die neerkomt op een blote ontkenning, dan ook niet aannemelijk. Dat betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte, als enige huurder van de garagebox, wist van de daar aangetroffen middelen en daarover kon beschikken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 20 december 2022 te Breda, gemeente Breda, opzettelijk aanwezig heeft gehad 5.050 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 20 december 2022 te Breda, gemeente Breda, opzettelijk zonder registratie 7.100 gram ketamine in voorraad heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een forse taakstraf op te leggen, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het geval de rechtbank reden ziet om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, heeft de raadsvrouw verzocht om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in een door hem gehuurde garagebox ruim vijf kilogram MDMA aanwezig gehad. Daarnaast heeft hij in deze garagebox ruim zeven kilogram ketamine in voorraad gehad, zonder over de daartoe vereiste registratie te beschikken. Ketamine valt vanwege de geneeskundige toepassing ervan weliswaar onder de Geneesmiddelenwet, maar wordt tegenwoordig steeds vaker voor recreatieve doeleinden gebruikt als dissociatief tripmiddel, anders gezegd: een partydrug. Ketamine is qua werking vergelijkbaar met harddrugs.
Het is algemeen bekend dat drugs en illegaal gebruikte geneesmiddelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de handel in dergelijke middelen veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit zoals geweldsdelicten en illegale geldstromen, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan deze voor de maatschappij zeer nadelige gevolgen van drugsgebruik en drugshandel. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag genomen en ziet kennelijk de ernst van zijn handelen niet in.
De bewezen verklaarde feiten zijn zodanig ernstig dat daarop niet anders kan worden
gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur. Bij het bepalen van die duur heeft de rechtbank (voor feit 1) aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en bij straffen die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

Ter zitting is door verdachte afstand gedaan van alle voorwerpen die op de lijst van in beslag genomen staan vermeld. De rechtbank zal hierover dus geen beslissing nemen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. van Beelen, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 september 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 20 december 2022 te Breda, gemeente Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5050 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 20 december 2022 te Breda, gemeente Breda, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk zonder registratie ongeveer 7100 gram ketamine, althans een of meer hoeveelheden, ketamine, in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad en/of heeft bereid en/of ingevoerd en/of te koop aan geboden en/of afgeleverd en/of uitgevoerd of anderszins binnen of buiten Nederlands grondgebied gebracht, dan wel in werkzame stoffen een groothandel gedreven.