Op 28 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, die in een forensisch psychiatrische kliniek verblijft. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs met twee jaar beoordeeld, maar heeft uiteindelijk besloten om de termijn met één jaar te verlengen. De betrokkene, geboren in 1983, was eerder veroordeeld tot een interneringsmaatregel voor onbepaalde duur wegens opzettelijke brandstichting en is sindsdien onderworpen aan tbs met verpleging van overheidswege.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij de betrokkene. De deskundigen hebben het recidiverisico als hoog ingeschat, vooral bij beëindiging van de tbs. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de positieve stappen die de betrokkene heeft gezet in de forensische verslavingskliniek, maar heeft geconcludeerd dat het traject naar resocialisatie meer tijd zal vergen dan de resterende tijd bij een verlenging van één jaar.
Daarnaast heeft de rechtbank de bijzondere voorwaarde met betrekking tot de time-out gewijzigd, zodat de betrokkene kan worden opgenomen in een forensisch psychiatrisch centrum indien de reclassering dat nodig acht en de betrokkene daarmee instemt. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.