ECLI:NL:RBZWB:2024:6028

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
02-286154-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en poging tot zware mishandeling door geoefend vechtsporter in uitgaanssituatie

Op 28 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 oktober 2023 in Terneuzen betrokken was bij een geweldsincident in een café. De verdachte, een geoefend vechtsporter, werd beschuldigd van zware mishandeling van twee slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling van slachtoffer 1, die een dubbele breuk van de onderkaak opliep, en aan poging tot zware mishandeling van slachtoffer 2, die een gekneusde oogkas en oogbol en een scheurwond onder de oogkas had. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan slachtoffer 1, terwijl hij van het primair ten laste gelegde feit ten aanzien van slachtoffer 2 werd vrijgesproken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en veroordeelde de verdachte tot schadevergoeding aan beide slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/286154-23
vonnis van de meervoudige kamer van 28 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ,
raadsman mr. J.G. Hage, advocaat te Terneuzen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 augustus 2024, waarbij de officier van justitie mr. J. Verschuren en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 1] , dan wel heeft geprobeerd hem zwaar te mishandelen dan wel hem heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg;
2. zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 2] , dan wel heeft geprobeerd hem zwaar te mishandelen dan wel hem heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde feit moet verdachte worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Wel acht hij het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair op het standpunt dat er hooguit sprake kan zijn van voorwaardelijk opzet. Een bewezenverklaring van de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] ligt meer voor de hand.
Ten aanzien van feit 2 (in alle varianten) stelt zij zich op het standpunt dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, omdat het letsel een bloeduitstorting en een oppervlakkige wond betreft. Verdachte moet dan ook van dit feit integraal worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Vaststelling van de feiten
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier stelt de rechtbank vast dat er op 29 oktober 2023 in [café] in Terneuzen een geweldsincident heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte betrokken is geweest. [slachtoffer 1] is daarbij meerdere keren door verdachte met kracht met de vuist in zijn gezicht gestompt en ook [slachtoffer 2] is daarbij door verdachte met kracht met de vuist in het gezicht gestompt. De aanleiding was een incident dat kort daarvoor had plaatsgevonden tussen een vriend van verdachte en de vriendin van [slachtoffer 1] .
Als gevolg van het door verdachte gebruikte geweld heeft [slachtoffer 1] een dubbele breuk van de onderkaak opgelopen en [slachtoffer 2] een gekneusde oogkas en oogbol en een scheurwond onder de oogkas.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank moet beoordelen of sprake is van zwaar lichamelijk letsel en vervolgens of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] .
Is er sprake van zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] , te weten een dubbele breuk van de onderkaak, als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Daarbij heeft de rechtbank, volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Uit de medische gegevens en de overige stukken blijkt dat het letsel van dien aard was dat een operatie noodzakelijk was. Als gevolg van het letsel en de operatie heeft [slachtoffer 1] twee maanden niet kunnen werken en heeft hij vier weken alleen maar vloeibaar voedsel kunnen eten. Hoewel de kaak nu goed is hersteld, is er wel een kleine afwijking ontstaan aan de stand van zijn tanden. Daarnaast heeft hij een titanium plaat in zijn kaak die na de operatie is blijven zitten. De kwalificatie van het letsel als zwaar lichamelijk letsel heeft op zitting verder ook niet ter discussie gestaan.
Is er sprake van (voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel?
Er is niet gebleken dat verdachte vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] . Er kan echter ook sprake zijn van voorwaardelijk opzet.
Voor voorwaardelijk opzet geldt dat sprake moet zijn van een bewuste aanvaarding door verdachte van de aanmerkelijke kans op het gevolg.
De beantwoording van de vraag of de gedraging van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens
contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 1] meermalen met kracht met de vuist in het gezicht heeft gestompt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht en daarmee het hoofd een kwetsbaar onderdeel is van het lichaam, door de zich daar bevindende vitale onderdelen, zoals de slaap en de hersenen. De kans dat iemand die meermalen met kracht met de vuist in zijn gezicht wordt gestompt zwaar lichamelijk letsel oploopt, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten.
De handelingen van verdachte moeten naar hun aard en uiterlijke verschijningsvorm ook worden geacht daarop gericht te zijn geweest, aangezien verdachte meermalen met zijn vuist in het gezicht van [slachtoffer 1] heeft gestompt. Bovendien blijkt uit het opgelopen letsel door [slachtoffer 1] , te weten een dubbele breuk van de onderkaak, dat verdachte met kracht heeft gestompt. Door zo te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, welk letsel ook daadwerkelijk is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] en dat verdachte hier voorwaardelijk opzet op heeft gehad. Verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 2
Is er sprake van zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank merkt het door [slachtoffer 2] opgelopen letsel, te weten een gekneusde oogkas en oogbol en een scheurwond onder de oogkas, gelet op de letselbeschrijving en de verklaring die [slachtoffer 2] daarover op 29 juli 2024 heeft gegeven, alsmede de hiervoor genoemde rechtspraak van de Hoge Raad, niet aan als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte dan ook van de aan hem primair ten laste gelegde zware mishandeling vrijspreken.
Poging tot zware mishandeling
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of het handelen van verdachte is te duiden als een poging tot zware mishandeling. Niet is gebleken dat verdachte de geweldshandelingen heeft verricht met als doel zwaar lichamelijk letsel te veroorzaken. Er is dan ook geen sprake geweest van vol opzet om [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord, is of er sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Op basis van de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat verdachte eenmaal met kracht met zijn vuist in het gezicht van [slachtoffer 2] heeft gestompt, waardoor hij letsel aan en rond het oog heeft opgelopen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht en daarmee het hoofd een kwetsbaar onderdeel is van het lichaam, door de zich daar bevindende vitale onderdelen, zoals de slaap en de hersenen. De kans dat iemand die met de vuist in zijn gezicht wordt gestompt zwaar lichamelijk letsel oploopt, is naar algemene ervaringsregels aannemelijk te achten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen – hij heeft, zich ervan bewust zijnde dat hij een geoefend vechtsporter is, [slachtoffer 2] met kracht met de vuist in het gezicht gestompt in een drukke, donkere uitgaansgelegenheid, waarbij het er niet op leek dat hij terughoudend heeft geslagen – bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en hij heeft deze kans ook bewust aanvaard. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
op 29 oktober 2023 te Terneuzen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] meermalen met kracht in het gezicht te stompen;
2. subsidiair
op 29 oktober 2023 te Terneuzen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
,
die [slachtoffer 2] met kracht in het gezicht heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
In de strafmaat verzoekt de verdediging rekening te houden met het feit dat het goed mogelijk is dat verdachte uit een reflex heeft gehandeld. Weliswaar is dit een verkeerde reflex geweest, maar het is een omstandigheid die zou kunnen verklaren wat er is gebeurd. Verdachte zit met het feit dat hij slachtoffers heeft gemaakt. Verder verzoekt zij rekening te houden met het feit dat verdachte gezinsverantwoordelijkheid heeft en werk heeft dat moet worden behouden. Ook wordt er nog gewezen op het rapport van de reclassering van
10 april 2024 die de kans op recidive als laag inschat. Daarnaast is de ondertoon in dit rapport niet ongunstig voor verdachte. Verder wordt verzocht rekening te houden met het reeds ondergane voorarrest. De door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf is te fors. Mocht de rechtbank overgaan tot oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, dan wordt verzocht het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf langer te maken dan door de officier van justitie is geëist. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden wordt passender geacht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling jegens [slachtoffer 1] en een poging daartoe jegens [slachtoffer 2] . Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben daarbij letsel opgelopen en worden nog steeds geconfronteerd met de gevolgen van het opgelopen letsel. [slachtoffer 1] heeft zelfs zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers. In dit kader weegt de rechtbank ook in het nadeel van verdachte mee dat hij zich ervan bewust moet zijn geweest dat hij een geoefend vechtsporter is en de gevolgen van zijn handelen dus nog ernstiger hadden kunnen zijn. Dat dit niet is gebeurd, is niet aan het handelen van verdachte te danken.
Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gepleegde geweld kunnen ondervinden. Dit blijkt in ieder geval uit de onderbouwing bij de schadevordering van [slachtoffer 1] en het door hem ter zitting uitgeoefende spreekrecht.
Bovendien heeft het geweld zich in het openbaar, namelijk in een uitgaansgelegenheid, afgespeeld, waardoor ook omstanders daarmee zijn geconfronteerd. Ook voor hen kan dit een nare en beangstigende gebeurtenis zijn geweest. De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte een blanco strafblad heeft en dus – in ieder geval in Nederland – niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Verder slaat de rechtbank acht op het rapport van de reclassering van 10 april 2024, waarin zij heeft geadviseerd bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Een gevangenisstraf wordt uitvoerbaar geacht.
Straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank niet alleen rekening met alles wat hiervoor is overwogen, maar zoekt zij ook aansluiting bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
De rechtbank ziet gelet daarop aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is.
Deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf vormt een stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank is van oordeel dat deze straf voldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

7.De benadeelde partijen

[slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5.167,25, bestaande uit € 1.618,25 ter zake van materiële schade en € 3.549,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Materiële schade
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 1] . Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van de zware mishandeling en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende onderbouwd. Dit geldt ook voor de gevorderde kosten zonder nut in het kader van het abonnement bij Basic Fit, nu blijkt dat de benadeelde partij daar gedurende twee maanden geen gebruik van heeft kunnen maken en deze kosten tevergeefs zijn gemaakt, dat wil zeggen hun doel hebben gemist.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden en deze schade is voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende onderbouwd. Gebleken is dat de benadeelde partij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een dubbele breuk van de onderkaak. Uit de onderbouwing bij de schadevordering en de gegeven toelichting ter zitting is gebleken welke impact het bewezenverklaarde feit op de benadeelde partij heeft gehad en nog steeds heeft. De immateriële schade is dan ook een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit, verdachte is daarvoor aansprakelijk en deze schade komt voor vergoeding in aanmerking.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 3.549,00 billijk en daarom toewijsbaar.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gehele vordering toewijzen.
[slachtoffer 2] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 576,89, bestaande uit € 76,89 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Materiële schade
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] . Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van de poging tot zware mishandeling en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt, voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden en deze schade is voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende onderbouwd. Gebleken is dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen, te weten een gekneusde oogkas en oogbol en een scheurwond onder de oogkas. De immateriële schade is dan ook een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit, verdachte is daarvoor aansprakelijk en deze schade komt voor vergoeding in aanmerking.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 500,00 billijk en daarom toewijsbaar.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gehele vordering toewijzen.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen bedragen toewijzen vanaf 29 oktober 2023. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: zware mishandeling;
feit 2 subsidiair: poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden, waarvan 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1] (feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 5.167,25, waarvan € 1.618,25 ‬aan materiële schade en € 3.549,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 oktober 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] , € 5.167,25 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
29 oktober 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 60 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 2] (feit 2)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 576,89 waarvan € 76,89 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 oktober 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] , € 576,89 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
29 oktober 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 11 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. M.J. Crombach, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 augustus 2024.
Mr. Crombach is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
hij, op of omstreeks 29 oktober 2023 te Terneuzen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1]
meermalen met kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan en/of
te stompen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 29 oktober 2023 te Terneuzen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 1] met kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen
en/of heeft gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 29 oktober 2023 te Terneuzen,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met kracht in het gezicht, althans
tegen het hoofd te slaan en/of te stompen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak ten gevolge heeft
gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij, op of omstreeks 29 oktober 2023 te Terneuzen,
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten (blijvend) zichtverlies en/of een gekneusde oogkas
en/of een gekneusde oogbol en/of een scheurwond onder de oogkas, heeft
toegebracht door die [slachtoffer 2] met kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd te
slaan en/of te stompen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 29 oktober 2023 te Terneuzen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 2] met kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of
heeft gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 29 oktober 2023 te Terneuzen,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met kracht in het gezicht, althans
tegen het hoofd te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te
weten (blijvend) zichtverlies en/of een gekneusde oogkas en/of een gekneusde
oogbol en/of een scheurwond onder de oogkas ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )