Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
[B.V.]uit [plaats] (vergunninghoudster) (gemachtigde: mr. M.A.M. Jonkers).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
het bouwen van een bouwwerk, (…)
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien: (…)
de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;
In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op:
een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan of een beheersverordening en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°;
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum aantal woningen';
nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en verstoren de aanwezige samenhang niet; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
de hoogte van de nieuwe bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op de aangrenzende percelen;
het woningtype dient overeen te komen met de bestaande woningen op de aangrenzende percelen;
deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
voor zover afwijking in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder a, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieeleconomische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt;
een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder a en b);
voorzien wordt in voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden;
past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
past in het beleid inzake water;
bodemkwaliteit is geschikt voor de functie;
vereisten van de Wet geluidhinder;
geen onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;
vereisten inzake externe veiligheid.
het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan; (…)
nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en verstoren de aanwezige samenhang niet; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
de hoogte van de nieuwe bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op de aangrenzende percelen;
het woningtype dient overeen te komen met de bestaande woningen op de aangrenzende percelen;
deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
voor zover afwijking in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder a, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt;
een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder a en b);
voorzien wordt in voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden;
past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
past in het beleid inzake water;
bodemkwaliteit is geschikt voor de functie;
vereisten van de Wet geluidhinder;
geen onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;
vereisten inzake externe veiligheid.