In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2024 uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van de opzegging van een duurovereenkomst tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd kan worden gekwalificeerd. [gedaagde] had de overeenkomst opgezegd zonder dat er sprake was van een zwaarwegende grond, maar de rechtbank concludeerde dat [gedaagde] geen zwaarwegende grond nodig had om de overeenkomst te beëindigen. De rechtbank oordeelde dat de opzegging rechtsgeldig was en wees de vorderingen van [eiseres] af. De rechtbank overwoog dat [eiseres] niet volledig afhankelijk was van de [B.V. 1] producten en dat de opzegtermijn van zes maanden redelijk was. De rechtbank legde uit dat de investeringen van [eiseres] in de eigen risicosfeer lagen en dat er geen verplichting bestond voor [gedaagde] om een schadevergoeding te betalen. De proceskosten werden toegewezen aan [gedaagde].