Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 6 februari 2018, kort samengevat, aansprakelijkheid van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] jegens [eiseres] op grond van wanprestatie vastgesteld en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van schadevergoeding veroordeeld, op te maken bij staat. De vorderingen van de andere eisers zijn afgewezen. Het gerechtshof heeft het volgende overwogen:
‘Tekortkoming
(…)
3.9.5.
De verschillen tussen de kolommenbalans vóór en na correctie zijn significant. Het verlies van [bedrijf 1] vóór correctie komt uit op € 245.427,43, terwijl dit na correctie nog maar € 138.198,06 bedraagt. De kolommenbalans na correctie, welke gunstiger is voor [bedrijf 1] , is door [gedaagden] gebruikt voor het opstellen van de inbrengbeschrijving, zo staat als onbetwist vast.
3.9.6.
Gelet op voorgaande omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, had [eiseres] redelijkerwijs van [gedaagde 1] als redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant mogen verwachten dat [gedaagde 1] over het gebruik van de kolommenbalans na correctie als grondslag van de op te maken inbrengverklaring overleg zou voeren met haar opdrachtgevers, waaronder [eiseres] en dat [gedaagde 1] onderzoek zou verrichten naar die aangeleverde gegevens van [bedrijf 1] . Nu [gedaagde 1] dit niet heeft gedaan, is zij tekort geschoten in de nakoming van haar overeenkomst met [eiseres] .
(…)
Oorzakelijk verband tekortkoming en schade
(…)
3.14.1.
Met betrekking tot de aard van de aansprakelijkheid heeft het hof vastgesteld dat [gedaagden] ten onrechte geen overleg heeft gepleegd met [eiseres] omtrent de verschillen tussen de kolommenbalansen van [bedrijf 1] en dat [gedaagden] dienaangaande ten onrechte geen onderzoek heeft verricht. Zodoende heeft [gedaagden] aan [eiseres] de mogelijkheid ontnomen om een andere beslissing te nemen dan de tot dan toe voorziene beslissing om [holding] op te richten en om die holding op te richten in een aandeelhoudersverhouding van 24% en 76% (inleidende dagvaarding nr. 54.).
3.14.2.[eiseres] c.s. voert in dit verband aan dat de waarde van [bedrijf 1] door haar, [eiseres] c.s. , als nagenoeg nihil zou zijn vastgesteld, zodat [eiseres] c.s. de oprichting van [holding] niet zou hebben doorgezet (inleidende dagvaarding nr. 49.). [eiseres] c.s. heeft dit onder meer onderbouwd door de mail van 10 maart 2010 van [naam 4] aan [naam 1] . [naam 4] , controller, verbonden aan de [holding] , heeft in die mail bericht dat het flink wat tijd heeft gekost om een betrouwbaar beeld te krijgen van de ongelooflijke puinhoop die hij, [naam 4] , is tegengekomen in de administratie 2008 van [bedrijf 1] , dat kosten ten onrechte niet als zodanig waren geboekt, dat opbrengsten zijn meegenomen die niet daadwerkelijk of onvoorwaardelijk waren behaald en dat hij maar tot één conclusie komt, namelijk dat ze “verschrikkelijk zijn belazerd” (productie 25 bij inleidende dagvaarding). Hieruit trekt het hof de conclusie dat, indien [eiseres] c.s. had geweten dat er sprake was van een kolommenbalans na correctie en een kolommenbalans vóór correctie, zij na onderzoek en advies niet langer zou hebben vastgehouden aan het besluit om te gaan fuseren.
3.14.3.
De enkele stelling van [gedaagden] dat de beslissing tot fusie, gezien de contacten tussen [naam 1] en [naam 2] en blijkens de samenwerkingsovereenkomst van 11 februari 2008 (productie 25h bij inleidende dagvaarding) en het memorandum van 25 mei 2008 (productie 3 bij inleidende dagvaarding) al was genomen en dat de onroerende zaak al was geleverd aan [naam 1] (conclusie van antwoord nr. 33.), doet er niet aan af dat zich na het gestelde fusiebesluit een omstandigheid heeft voorgedaan, zoals in dit geval een ten gunste van [bedrijf 1] gecorrigeerde kolommenbalans, die na onderzoek en advisering zou hebben meegebracht dat het fusiebesluit niet verder ten uitvoer zou worden gelegd. Bovendien is de stelling van [gedaagden] , dat de beslissing tot fusie al was genomen, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te verenigen met de brief van [gedaagde 2] van 10 maart 2010 (productie 24 bij inleidende dagvaarding), dat groen licht zou worden gegeven voor de inbreng na opstelling van de inbrengverklaring, voor welke inbrengverklaring onder meer stukken van [bedrijf 1] de basis vormden. Gelet op deze brief was voor [gedaagden] ook voorzienbaar dat [eiseres] c.s. schade zou kunnen leiden als zij groen licht zou geven terwijl [eiseres] c.s. niet op de hoogte was van een gecorrigeerde kolommenbalans.
Tenslotte voert [gedaagden] in dit verband nog aan dat [eiseres] c.s. heel goed wist hoe de financiële situatie er bij [bedrijf 1] voor stond (conclusie van dupliek nr. 29.). [gedaagden] heeft echter niet gesteld dat [eiseres] c.s. ervan wist dat er sprake was van een ten gunste van [bedrijf 1] gecorrigeerde kolommenbalans per 1 oktober 2008.
3.14.4.
Wat de schade betreft zal een vergelijking gemaakt moeten worden tussen de hypothetische situatie dat [holding] niet zou zijn opgericht en de thans ontstane situatie. [eiseres] c.s. heeft wat de aard van de schade onder meer aangevoerd, dat zij financiële lasten heeft moeten dragen bestaande uit in het kader van de fusie gedane investeringen en aangegane financiële verplichtingen, waaronder financieringen ten behoeve van de bij de fusie betrokken rechtspersonen alsmede huisvesting in het kantoorpand, betaling van fusiekosten, afboeken van vorderingen op [bedrijf 1] als gevolg van haar faillissement, betaling van kosten in het kader van faillissement van [bedrijf 1] en het betalen van advocaatkosten (inleidende dagvaarding nr. 57.).
3.14.5
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat [gedaagden] het door [eiseres] c.s. gestelde oorzakelijk verband tussen de vastgestelde tekortkoming en de mogelijke schade onvoldoende heeft betwist, zodat dit vast staat.(…)’