ECLI:NL:RBZWB:2024:5927

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
24 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/423979 / JE RK 24-1185
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de ontwikkeling en opvoeding

Op 6 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2015. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, die verzocht om een ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van de minderjarige, die belast is met het ouderlijk gezag, onvoldoende in staat is om de zorg voor haar kind te dragen vanwege haar psychische problematiek en medicijnverslaving. De minderjarige woont bij de moeder, maar de opvoedsituatie is onveilig en onvoorspelbaar, wat leidt tot een ernstige bedreiging van zijn ontwikkeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 augustus 2024 waren zowel de moeder als de vader aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om de noodzakelijke zorg te bieden en dat de minderjarige daardoor in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de ondertoezichtstelling met ingang van 6 augustus 2024 tot 6 augustus 2025 uitgesproken, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en kan door belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423979 / JE RK 24-1185
Datum uitspraak: 6 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,regio Zuidwest Nederland,
locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
locatie Tilburg,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het op 20 juni 2024 ontvangen verzoekschrift van de Raad, met bijlagen;
  • het op 22 juli 2024 ontvangen antwoordformulier van [minderjarige] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op
6 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, ondersteund door een begeleidster van Respect Zorg;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om zijn mening over het verzoek te geven. Hiervan heeft [minderjarige] geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de Raad - kort samengevat - het volgende aangevoerd. Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] omdat er in de opvoedsituatie bij de moeder onvoldoende rust, structuur en voorspelbaarheid is waardoor [minderjarige] niet tot een eigen-ik ontwikkeling komt. De moeder heeft vanwege haar psychische problematiek, medicijnverslaving en beperkte emotieregulering te weinig aandacht voor [minderjarige] waardoor hij ernstig tekort komt in de dagelijkse verzorging en opvoeding. [minderjarige] moet daardoor zelfstandiger zijn dan van hem verwacht mag worden gezien zijn jonge leeftijd en hij zorgt soms voor zijn moeder. [minderjarige] krijgt van de moeder niet de zorg die hij nodig heeft wat met name ten koste gaat van het ontwikkelen van een positief zelfbeeld, het vertrouwen in volwassenen om hem heen en het adequaat uiten van zijn emoties.
Ondanks dat [minderjarige] elk weekend vanaf vrijdag bij zijn vader is, minstens een dag in de week naar zijn grootouders gaat en twee dagen per week naar de BSO, lukt het de moeder niet om voor [minderjarige] te zorgen. Zij heeft vaak last van paniekaanvallen en is veel moe. In haar paniek heeft de moeder geen controle over haar heftige emoties en gaat ze over tot schreeuwen waar [minderjarige] bij is. Als het met de moeder niet goed gaat is zij niet in staat om ‘s morgens voor [minderjarige] op te staan en is hij geheel op zichzelf aangewezen. De moeder is op dit moment onvoldoende in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen en hulpverlening te accepteren. Het lukt haar vaak niet om afspraken met de hulpverlening na te komen door haar persoonlijke problematiek en gevoel van overbelasting (draagkracht).
Vanwege zijn werk, gezin en krappe woonruimte is het voor de vader niet mogelijk om [minderjarige] meer op te vangen. Voor de grootouders zou het goed zijn als zij een stapje terug kunnen doen als mede-opvoeders en meer gewoon opa en oma mogen zijn.
Tot slot maakt de Raad zich zorgen over het ontbreken van oudercommunicatie. De communicatie verloopt via [minderjarige] en ook daarin wordt [minderjarige] overvraagd.
De Raad is van mening dat enkel coördinatie in het vrijwillig kader onvoldoende is om de belangen van [minderjarige] te behartigen en dat regievoering door de GI noodzakelijk is.
4.2.
De vader heeft naar voren gebracht dat hij een dubbel gevoel heeft bij het verzoek vanwege zijn eigen verleden. Hij heeft zelf onder toezicht gestaan en is ook uit huis geplaatst en hij wil [minderjarige] dit besparen. De vader (h)erkent wel de zorgen die uit het raadsonderzoek naar voren zijn gekomen en als het bij een ondertoezichtstelling blijft zonder dat [minderjarige] uit huis wordt geplaatst dan kan hij achter het verzoek van de Raad staan.
4.3.
De moeder heeft aangegeven dat zij kan instemmen met een ondertoezichtstelling. Zij vindt het vooral belangrijk dat zij hulpverlening voor zichzelf krijgt want die heeft zij nog altijd niet. De moeder heeft het ondanks alle ondersteuning erg zwaar.
4.4.
Namens de GI is aangevoerd dat er veel zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] uit het raadsonderzoek naar voren komen. De GI kan met het raadsrapport uitvoering geven aan een ondertoezichtstelling.

5.De beoordeling

5.1.
Volgens artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Er zijn ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] en over de
opvoedomgeving bij de moeder. Vanwege haar persoonlijke problematiek is zij als
verzorger/opvoeder al jaren onvoldoende beschikbaar voor [minderjarige] . Ondanks een sterk
ondersteunend netwerk en de betrokkenheid van diverse hulpverleningsinstanties, lukt het
de moeder niet om hier verandering in te brengen.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder onvoldoende oog heeft voor
wat belangrijk is voor [minderjarige] en dat zij de belangen van [minderjarige] niet voor haar persoonlijke
belangen kan plaatsen. De moeder is vooral bezig met haar eigen problematiek.
5.3.
Met de Raad maakt de kinderrechter zich zorgen over de veelheid aan taken en verantwoordelijkheden die [minderjarige] als 9-jarige al moet dragen en die niet bij zijn leeftijd horen. [minderjarige] zorgt voor zichzelf wanneer de moeder het niet aankan en de rollen van opvoeder en kind worden regelmatig omgedraaid. In beginsel is het prima dat [minderjarige] leert om zelfstandig te zijn en dat hij als 9-jarige taakjes thuis heeft, maar de mate waarin en de zorg die [minderjarige] draagt voor de moeder is fors uit balans.
5.4.
[minderjarige] heeft bij de betrokken hulpverlening aangegeven dat hij graag wil dat zijn moeder beter wordt. Het lukt [minderjarige] niet om een fijn/leuk moment in de thuissituatie bij de moeder te benoemen. Op school laat [minderjarige] moeilijk gedrag zien, zoals pesten, niet tegen zijn verlies kunnen en zich benadeeld voelen. De leerkracht van [minderjarige] ziet dat hij moeilijk kan omgaan met zijn emoties en deze niet adequaat kan uiten. Wanneer de indruk bestaat dat er thuis wat is gebeurd of dat [minderjarige] het niet fijn heeft thuis, merkt de leerkracht dat [minderjarige] een korter lontje heeft en dit lijkt af te reageren op leeftijdsgenootjes. Ook houdt de moeder [minderjarige] vaak thuis op woensdagen waardoor hij lesstof mist en zijn leerprestaties onder druk komen te staan.
5.5.
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan. De kinderrechter zal het verzoek van de Raad daarom toewijzen.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing, ondanks een eventueel hoger beroep, meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 6 augustus 2024 tot 6 augustus 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 15 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.