Op 6 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De zaak werd behandeld in Breda, waar de kinderrechter de belangen van de minderjarige en de betrokken partijen in overweging nam. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Brabant, had op 5 juli 2024 een verzoekschrift ingediend om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar te verlengen. De moeder van de minderjarige was op de hoogte van de situatie en stemde in met de verlenging, hoewel ze het moeilijk vond dat haar dochter niet meer thuis kon wonen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 augustus 2024, die achter gesloten deuren plaatsvond, werd de minderjarige in de gelegenheid gesteld om haar mening te geven, maar zij maakte hier geen gebruik van. De vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling verklaarde dat de minderjarige achter het verzoek stond. De kinderrechter overwoog dat de minderjarige een zeer belast verleden heeft met ingrijpende en traumatiserende gebeurtenissen, waardoor thuis wonen geen optie meer is. De kinderrechter concludeerde dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds voldaan zijn.
De kinderrechter verlengde de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar, tot 9 augustus 2025, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Dit was noodzakelijk voor de ontwikkeling van de minderjarige, zodat zij direct de benodigde zorg en ondersteuning kan ontvangen. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.