ECLI:NL:RBZWB:2024:5907

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
02-056021-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van heroïne met een gevangenisstraf van 30 maanden

Op 23 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 februari 2024 te Breda 9.235 gram heroïne heeft vervoerd. De verdachte, geboren in 1981 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de zitting gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Ter Apel. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 9 augustus 2024, waarbij de officier van justitie, mr. L.A. Pronk, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om te oordelen. De verdachte had op de zitting bekend dat hij heroïne vervoerde, maar de verdediging betwistte de rechtmatigheid van het bewijs, stellende dat er geen 'informed consent' was gegeven voor de doorzoeking van de auto.

De rechtbank oordeelde dat de politie rechtmatig had gehandeld bij de doorzoeking van de auto, omdat de verdachte ondubbelzinnig toestemming had gegeven. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk 9.235 gram heroïne had vervoerd, en sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van dertig maanden op, met aftrek van het voorarrest, en gelastte de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 1.300. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9 en 10 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-056021-24
vonnis van de meervoudige kamer van 23 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ([land])
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Ter Apel
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 augustus 2024, waarbij de officier van justitie mr. L.A. Pronk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk 9.235 gram heroïne heeft vervoerd of aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 9.235 gram heroïne heeft vervoerd. De politie heeft uitgebreid beschreven dat en hoe de toestemming voor het doorzoeken van de auto van verdachte is gegeven. Verdachte begreep wat hem gevraagd werd. De in de auto aangetroffen drugs, waarvan vast is komen te staan dat het heroïne betreft, kunnen daarom als bewijsmiddel dienen. Op de zitting heeft verdachte bekend dat hij ruim negen kilogram heroïne vervoerde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat de aangetroffen heroïne niet voor het bewijs mag worden gebruikt. Niet of onvoldoende is gebleken dat er sprake was van “informed consent”
.De politie heeft in het Engels met verdachte gecommuniceerd
.Hij komt uit Albanië, spreekt geen Engels en heeft de politie dan ook niet goed begrepen. De politie had gebruik moeten maken van een tolk Albanees. Dat verdachte begreep dat hij de toestemming ook kon weigeren, blijkt niet uit het proces-verbaal. Er is dan ook sprake van een onherstelbaar vormverzuim waardoor verdachte in zijn belangen is geschaad. Uitsluiting van het aldus verkregen bewijs is daarop het enige passende antwoord.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtmatigheid van de doorzoeking
Het is de politie toegestaan om een onderzoekshandeling te verrichten (in dit geval: de auto te doorzoeken) wanneer daarvoor vrijwillig en ondubbelzinnig toestemming is verleend door de betrokkene. De betrokkene moet voldoende geïnformeerd zijn en voor hem moet duidelijk zijn voor welke onderzoekshandeling toestemming wordt verleend. Dat sprake is van toestemming kan blijken uit de verklaringen en/of de gedragingen van de betrokkene. Wanneer sprake is van toestemming hoeft niet te worden voldaan aan de eisen die in de wet worden gesteld aan het verrichten van de onderzoekshandeling, bijvoorbeeld het vereiste dat een redelijk vermoeden van schuld bestaat.
Uit het (ambtsedig) proces-verbaal van de politie over de doorzoeking van de auto blijkt het volgende. Op 16 februari 2024 zag de politie een Audi A3 met Engels kenteken rijden op de A16, ter hoogte van Breda. Omdat Engelse kentekens niet te bevragen zijn op naam, keuring en verzekering, besloot de politie een verkeerscontrole uit te voeren. [verdachte] was de bestuurder en enige inzittende van de auto. De politie vroeg hem om een geldig rij- en kentekenbewijs. [verdachte] sprak de politie in het Engels aan en overhandigde hen een geldig rijbewijs. Eén van de agenten heeft vervolgens in het Engels aan verdachte gevraagd of er geld, drugs of wapens in de auto lagen. [verdachte] antwoordde (in het Engels) van niet. Dezelfde agent vroeg of [verdachte] toestemming gaf tot doorzoeking van de auto en deelde daarbij ook mede dat hij niet verplicht was om mee te werken. [verdachte] antwoorde volgens de politie instemmend. Hij wees daarbij ook nadrukkelijk met zijn armen richting de auto, deed uit eigen beweging het bestuurdersportier open en wees naar binnen. De politie heeft toen ook nog expliciet gevraagd of [verdachte] de Engelse taal begreep en of hij begreep wat zij hem vroegen. Hij kon hierop de vragen herhalen en gaf antwoord in de Engelse taal. Hieruit maakte de politie op dat zij en [verdachte] elkaar goed begrepen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de politie hiermee duidelijk uiteengezet dat verdachte hen, blijkens zijn verklaringen en zijn gedragingen, vrijwillig en ondubbelzinnig toestemming heeft verleend om de auto te doorzoeken. De politie heeft uitgebreid gecontroleerd of verdachte hen goed begreep in het Engels, heeft meermaals om toestemming gevraagd en heeft verdachte voorgehouden dat hij niet verplicht was om mee te werken. Dat betekent dat de doorzoeking rechtmatig was, zodat van bewijsuitsluiting alleen al om die reden geen sprake kan zijn.
Het opzettelijk vervoeren van heroïne
In de kofferbak van de auto zijn twee tassen gevonden met daarin blokken met vermoedelijk drugs. De drugs zijn getest en daaruit bleek dat het om 9.235 gram heroïne ging. Op de zitting heeft verdachte bekend dat hij inderdaad wat illegaals vervoerde van Rotterdam naar Breda. Hij had de taak om iets in Rotterdam op te halen en naar Breda te brengen. Dat het heroïne was wist hij op dat moment niet. Dit werd hem later duidelijk uit het dossier.
Volgens vaste jurisprudentie neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de eigenaar/ bestuurder van een auto geacht wordt te weten wat er in zijn auto ligt. Verdachte heeft daarnaast bekend dat hij wist dat hij iets illegaals aan het vervoeren was. Hij heeft daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hetgeen hij vervoerde heroïne betrof. Naar het oordeel van de rechtbank is dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk 9.235 gram heroïne heeft vervoerd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 februari 2024 te Breda,
opzettelijk heeft vervoerd 9.235 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
dertig maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht er rekening mee te houden dat verdachte geen vol maar voorwaardelijk opzet heeft gehad op het vervoeren van de heroïne. Daarnaast is zijn familie afhankelijk van zijn inkomen. De verdediging heeft gewezen op een aantal uitspraken, waaronder een zaak waar sprake was van de invoer van zeventien kilogram cocaïne in een professionele ruimte. In die zaak is aan de verdachte een gevangenisstraf van dertig maanden opgelegd. In vergelijking met die zaak zou hier een lagere straf moeten volgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van ruim negen kilogram heroïne. Harddrugs leveren een groot gevaar op voor de volksgezondheid, omdat deze middelen sterk verslavend werken. Daarnaast gaat de handel in en het bezit van dergelijke middelen veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, zoals geweldsdelicten en illegale geldstromen, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geldt voor het vervoeren van tussen de negen en tien kilogram harddrugs een gevangenisstraf van 36 maanden als uitgangspunt.
De rechtbank overweegt dat de hoeveelheid heroïne die verdachte heeft vervoerd, op de ondergrens van dit oriëntatiepunt ligt. De rechtbank weegt verder mee dat verdachte op zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd en heeft toegegeven dat hij een grote fout gemaakt heeft.
Verder heeft hij echter niets willen verklaren over zijn rol. Daardoor kan dus ook niet worden vastgesteld dat hij “slechts” een ondergeschikte rol had als koerier, zoals de verdediging heeft bepleit.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van dertig maanden passend en geboden is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

Conform de vordering van de officier van justitie en het verzoek van de verdediging daartoe zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van het geldbedrag van € 1.300,=, aangezien dat niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9 en 10 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van dertig maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 1.300,= (goednummer PL2000-2024040682-2692328).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.B. van Onzenoort, voorzitter, en mr. M. van de Wetering en mr. J.C.A.M. Los, rechters, in tegenwoordigheid van de griffiers mr. A. van Krevel en mr. N.H.P. van der Linde, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 augustus 2024.
De griffier mr. Van Krevel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 16 februari 2024 te Breda, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad, ongeveer 9.235 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )