ECLI:NL:RBZWB:2024:589

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_10233
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake inhouding op ouderdomspensioen door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2024 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiseres tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Eiseres had in maart 2023 een besluit ontvangen waarin werd meegedeeld dat er een bedrag van € 8,33 per maand zou worden ingehouden op haar ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet, vanwege een beslag. Eiseres heeft op 16 april 2023 beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat zij eerst een bezwaarprocedure bij de Svb had moeten volgen. De rechtbank heeft het beroepschrift van eiseres als een bezwaarschrift aangemerkt en doorgezonden naar de Svb.

Na de bezwaarprocedure heeft de Svb op 27 juli 2023 het bestreden besluit genomen, waarbij het primaire besluit werd gehandhaafd. Eiseres heeft op 26 september 2023 beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde op 7 september 2023. Eiseres heeft betoogd dat zij tijdig beroep heeft ingesteld, maar de rechtbank heeft dit niet kunnen volgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres pas na afloop van de termijn beroep heeft ingesteld, en dat het niet tijdig indienen niet verontschuldigbaar is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10233

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht(de Svb), verweerder.

Inleiding

1. In het besluit van 31 maart 2023 (primair besluit) heeft de Svb eiseres meegedeeld dat in verband met een beslag in opdracht van [gerechtsdeurwaarders] met ingang van april 2023 een bedrag van € 8,33 per maand wordt ingehouden op haar ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet.
1.1.
Op 16 april 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
1.2.
De rechtbank heeft eiseres bij brief van 14 juni 2023 medegedeeld dat zij eerst een bezwaarprocedure moet volgen bij het bestuursorgaan dat het primaire besluit heeft genomen. De rechtbank heeft aangenomen dat het beroepschrift moet worden gezien als een bezwaarschrift, omdat uit de aanwezige stukken niet kon worden afgeleid dat de bezwaarprocedure bij de Svb is gevolgd. De rechtbank heeft dan ook het bezwaar/beroepschrift voor behandeling doorgezonden aan de Svb.
1.3.
Met het bestreden besluit van 27 juli 2023 op de bezwaren van eiseres is de Svb bij het primaire besluit gebleven.
1.4.
Op 26 september 2023 heeft eiseres bij twee afzonderlijke berichten het bestreden besluit aan de rechtbank doen toekomen en geïnformeerd naar de stand van zaken. De rechtbank heeft deze berichten aangemerkt als beroepschrift tegen het bestreden besluit.
1.5.
In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit.
1.6.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden/gepubliceerd. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat Svb het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 27 juli 2023 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 7 september 2023.
4.1.
Eiseres heeft op 26 september 2023 beroep ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
4.2.
Eiseres heeft dit betwist en daartoe het volgende aangevoerd:
´
Rechtzoekende [eiseres] heeft het beroep tijdig ingediend, doch op het ingediende bezwaar, bij de SVB op de datum 04-04-2023, is door de SVB, vooreerst een beslissing genomen op 27-07-2023, welke te laat is afgegeven en daardoor ook te laat bij de rechtbank is binnengekomen.’
4.3.
Het door eiseres aangevoerde leidt niet tot de conclusie dat zij tijdig beroep heeft ingediend. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit artikel 7:1, eerste lid, van de Awb vloeit voort dat een belanghebbende eerst bezwaar dient te maken voordat hij beroep kan indienen bij de rechtbank. Het schrijven van eiseres aan de rechtbank gedateerd 15 april 2023 kan niet als beroepschrift worden aangemerkt, omdat eiseres toen nog geen bezwaarprocedure had doorlopen. Pas op 27 juli 2023 is de bezwaarprocedure tot een einde gekomen met het bestreden besluit van de Svb. Het was dan ook aan eiseres om binnen zes weken na 27 juli 2023 een beroepschrift in te dienen bij de rechtbank. Dat heeft zij niet gedaan.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 25 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.