In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2024 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiseres tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Eiseres had in maart 2023 een besluit ontvangen waarin werd meegedeeld dat er een bedrag van € 8,33 per maand zou worden ingehouden op haar ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet, vanwege een beslag. Eiseres heeft op 16 april 2023 beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat zij eerst een bezwaarprocedure bij de Svb had moeten volgen. De rechtbank heeft het beroepschrift van eiseres als een bezwaarschrift aangemerkt en doorgezonden naar de Svb.
Na de bezwaarprocedure heeft de Svb op 27 juli 2023 het bestreden besluit genomen, waarbij het primaire besluit werd gehandhaafd. Eiseres heeft op 26 september 2023 beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde op 7 september 2023. Eiseres heeft betoogd dat zij tijdig beroep heeft ingesteld, maar de rechtbank heeft dit niet kunnen volgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres pas na afloop van de termijn beroep heeft ingesteld, en dat het niet tijdig indienen niet verontschuldigbaar is.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.