ECLI:NL:RBZWB:2024:588

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_1360
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit subsidie woonhuisregeling rijksmonument

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat op 27 januari 2023 is genomen. Dit besluit betreft de verlening van subsidie op basis van de woonhuisregeling voor instandhoudingskosten van een rijksmonument met woonfunctie. De eisers hebben een subsidieaanvraag ingediend voor werkzaamheden aan hun rijksmonument, maar de Staatssecretaris heeft bepaalde kosten niet subsidiabel geacht, waaronder de vervanging van stalen kozijnen door geïsoleerde kozijnen. De rechtbank heeft op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eisers ongegrond is verklaard. De rechtbank oordeelde dat de door eisers aangevoerde kosten niet voldoen aan de voorwaarden voor subsidiabiliteit volgens de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten. De rechtbank erkende dat de huidige subsidieregeling niet goed aansluit bij de eisen van duurzaam bouwen, maar benadrukte dat de regeling niet is bedoeld voor ingrijpende verduurzaming. De rechtbank concludeerde dat het niet-subsidiëren van de isolatiemaatregelen van eisers niet onevenredig is en dat de Staatssecretaris niet verplicht was om de kosten van de vervanging van de stalen kozijnen te subsidiëren. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1360 BELEI

uitspraak van 25 januari 2024 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [plaats] , eisers,

gemachtigde: mr. M. van Hoorne
en

de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 27 januari 2023 (bestreden besluit) over het verlenen van subsidie op grond van de woonhuisregeling voor instandhoudingskosten van het rijksmonument met woonfunctie op het [adres] .
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 14 december 2023. Eiser [eiser 1] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. van Hoorne. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Knoop, mr. M. Krüseman en [naam] .

Overwegingen

1. Het woonhuis aan de [adres] is een rijksmonument. Op 13 maart 2022 heeft eiseres [eiser 2] subsidie aangevraagd voor diverse werkzaamheden aan het pand. Zij heeft deze aanvraag onderbouwd met facturen met een totaalbedrag van € 103.710,68.
Bij het primaire besluit van 21 juli 2022 heeft verweerder de subsidie vastgesteld op € 21.321,51. Dit is 38% van de op € 56.109,24 vastgestelde subsidiabele kosten. Verweerder heeft aangegeven dat een bedrag van € 47.601,44 niet subsidiabel is gesteld omdat de desbetreffende werkzaamheden en de daarmee verband houdende kosten niet strekken tot instandhouding van het monument en zijn monumentale waarden. Deze werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen zijn gericht op comfortverbetering en zijn daarom niet aangemerkt als subsidiabel volgens de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten (hierna: de Leidraad).
Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt
.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers gegrond verklaard voor wat betreft een factuur van [bedrijf] ten bedrage van € 24,95 voor onderhoud van de kettingzaag (omdat de tuin als deel van het monument is (mee)beschermd). De overige bezwaren zijn ongegrond verklaard.
2. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat verweerder enkele kosten ten onrechte niet subsidiabel heeft geacht. Het gaat om de kosten voor de vervanging van de oorspronkelijke stalen kozijnen met enkel glas door geïsoleerde kozijnen en beglazing. Verweerder heeft deze kosten buiten beschouwing gelaten omdat daarmee een ‘modern’ (niet-monumentaal) onderdeel wordt toegevoegd aan het rijksmonument. Eisers menen dat verweerder hiermee de huidige noodzaak van verduurzaming miskent. In dit verband hebben zij betoogd dat naar analogie van de Toeslagenaffaire een evenredigheidstoets aangewezen is. In plaats van de door verweerder gevolgde “alles-of-niets”-lijn bepleiten eisers een nuancering, bijvoorbeeld door subsidiering van de (fictieve) kosten van vervanging van de stalen kozijnen met enkel glas en het voor eigen rekening laten van de meerkosten van de geïsoleerde variant. Volgens eisers is dit 29% van de totale kosten (= € 11.591,98). Zij zijn van mening dat de monumentale waarde identiek is gebleven door de geïsoleerde uitvoering van de puien en beglazing terwijl tevens rekening is gehouden met de energiezuinigheid van het pand.
3. Met het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten is het Beleidskader instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten vastgesteld. Daarin is bepaald dat de kosten die door particuliere eigenaren zijn gemaakt voor werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van een rijksmonument met een woonfunctie voor subsidie in aanmerking komen.
In het Beleidskader staat dat, om te bepalen welke werkzaamheden subsidiabel zijn, wordt aangesloten bij de in de bijlage van de Subsidieregeling instandhouding monumenten opgenomen Leidraad.
Krachtens artikel 4 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten zijn subsidiabel de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die als zodanig zijn aangemerkt in de Leidraad.
Hoofdstuk 1.1 van de Leidraad bepaalt dat subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen, voor zover dat is bepaald in deze bijlage, met dien verstande dat:
a. kosten uitsluitend subsidiabel zijn voor zover de werkzaamheden:
1º strekken tot instandhouding van het rijksmonument en zijn monumentale waarden;
2º sober en doelmatig zijn;
3º technisch noodzakelijk zijn; en
4º zijn gericht op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies;
4. Gelet op deze strikte omschrijving van de subsidiabele kosten kan de rechtbank verweerder volgen in het standpunt dat verduurzaming niet op grond van de Leidraad subsidiabel is. Eisers hebben er voor gekozen om de oorspronkelijke stalen kozijnen te vervangen door geïsoleerde stalen kozijnen. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder terecht dat dit een wijziging is van de monumentale waarde van het pand en dat niet voldaan wordt aan de voorwaarden van hoofdstuk 1.1, onder a, van de Leidraad. De door eisers gebruikte moderne stalen kozijnen kunnen mogelijk als doelmatig aangemerkt worden, maar zij strekken niet tot instandhouding of maximaal behoud van de monumentale waarden, zijn niet sober en zijn niet technisch noodzakelijk. Eisers kan worden toegegeven dat een dergelijke strikte subsidieregeling niet goed aansluit bij de huidige eisen die gesteld worden aan duurzaam bouwen, maar de subsidieregeling voor instandhouding van monumenten is daarvoor niet in het leven geroepen. Zoals ter zitting besproken kan daartoe een beroep gedaan worden op de “Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing” (ISDE). [eiser 1] heeft aangegeven dat hij een ISDE-subsidie heeft aangevraagd en gekregen om zijn woning te verduurzamen.
4.1
Met betrekking tot het beroep van eisers op de evenredigheid als bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt de rechtbank voorop dat de Leidraad een algemeen verbindend voorschrift is. Op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb mogen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Uit onder meer de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:452, volgt dat de enkele strijd met formele beginselen niet kan leiden tot het onverbindend achten van een algemeen verbindend voorschrift. Dat laat onverlet dat, indien als gevolg van een gebrekkige motivering of onzorgvuldige voorbereiding van het algemeen verbindend voorschrift door de rechter niet kan worden beoordeeld of er strijd is met hogere regelgeving, de algemene rechtsbeginselen of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, dit ertoe kan leiden dat de bestuursrechter het algemeen verbindend voorschrift buiten toepassing laat en een daarop berustend besluit om die reden vernietigt. Als het vaststellende orgaan bij het voorbereiden en nemen van een algemeen verbindend voorschrift de negatieve gevolgen daarvan voor een bepaalde groep uitdrukkelijk heeft betrokken en de afweging deugdelijk heeft gemotiveerd, voldoet deze keuze aan het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel en beperkt de toetsing door de bestuursrechter zich in het algemeen tot de vraag of de regeling in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
4.2
Voorts overweegt de rechtbank dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in zijn brief van 8 juli 2021 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal [1] heeft benadrukt dat de Subsidieregeling instandhouding monumenten zich richt zich op onderhoud waarbij meestal geen ingrijpende verduurzaming uitgevoerd wordt. De minister is bereid tot aanpassingen in de Leidraad die zonder grote extra financiële druk uitvoerbaar zijn. Alhoewel de verduurzaming van monumenten met het oog op de toekomst van groot belang is, is er op dit moment geen budgettaire ruimte binnen de subsidieregeling om hierin verdergaande stappen te kunnen zetten. Vervolgens is in hoofdstuk 1.3 onder 34 van de Leidraad expliciet aangegeven dat de kosten van het aanbrengen van isolerende beglazing niet subsidiabel zijn. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat voor verduurzaming van monumentale woonhuizen in ieder geval een beroep gedaan kan worden op een andere stimuleringsregeling, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit of een onvoldoende motivering van de keuze van de minister om geïsoleerde kozijnen en beglazing niet subsidiabel te stellen. De gevolgen voor aanvragers van subsidie voor instandhouding van een rijksmonument met woonfunctie zijn daarbij voldoende betrokken.
5. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat het niet-subsidiëren van de door eisers uitgevoerde isolatiemaatregelen niet onevenredig is. Gegeven de verbindendheid van de Leidraad was verweerder ook niet gehouden om de (fictieve) kosten van vervanging van de stalen kozijnen met enkel glas te subsidiëren. Het beroep van eisers zal daarom ongegrond verklaard worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzitter, en mr. drs. E.J. Govaers en mr. M.G.J. Maas-Cooymans, leden, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 25 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.