ECLI:NL:RBZWB:2024:5870

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
11048338 _ MB VERZ 24-524
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet voeren van een zichtbaar voorlicht op zijn fiets op 25 januari 2023. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Hij stelde dat hij op het moment van de controle geen werkend achterlicht had, maar dat hij niet voor deze overtreding was beboet. Betrokkene voerde aan dat zijn voorlicht was gestolen en dat hij alles had gedaan om veilig te fietsen door aan de binnenkant van de weg te rijden.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, waarbij hij benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van betrokkene is om te zorgen voor een werkend licht op zijn fiets. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en erkend door betrokkene. Echter, de rechter heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden en heeft besloten de boete te matigen tot € 30,-. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

De uitspraak is openbaar gedaan en tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk. De kantonrechter heeft de zaak afgesloten met de mededeling dat de officier van justitie het te veel betaalde bedrag aan betrokkene moet terugbetalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer : 11048338 \ MB VERZ 24-524
CJIB-nummer : 6062 5422 5538 7430
Uitspraakdatum : 30 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: geen voortdurend zichtbaar wit/geel licht aan de voorzijde en/of zichtbaar roodlicht aan de achterzijde van fiets voeren op de Korvelseweg te Tilburg op 25 januari 2023 om 23:13 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat hij op 25 januari 2023 staande is gehouden door een politieagent voor twee verschillende overtredingen. Betrokkene zou tijdens het fietsen geen werkend achterlicht hebben gevoerd en bij een vriend, met een elektrische fiets, hebben aangehangen. Betrokkene stelt dat hij zijn werkende achterlicht nog had gedemonstreerd aan de politieagent. Voor beide overtredingen is betrokkene niet beboet. Hij heeft op dat moment bij de politieagent aangegeven dat zijn voorlicht was gestolen. Hiervoor kreeg betrokkene een boete terwijl hij niet voor die gedraging staande was gehouden en de politieagent die gedraging niet zelf had geconstateerd. Daarnaast is betrokkene van mening dat hij al het mogelijke heeft gedaan om zo veilig mogelijk te fietsen, namelijk door aan de binnenkant te rijden en een vriend die wel licht had aan de buitenkant te laten rijden. Volgens betrokkene was de politie op zoek naar het geven van een boete, omdat hij staande werd gehouden voor twee andere overtredingen die hij niet heeft begaan. Indien betrokkene in deze situatie thuis moet blijven, wil hij dat graag van een rechter horen. Bij gebrek aan ruimte in de tuin van betrokkene moet hij zijn fiets in de beugels aan straat zetten. Door de studenten die daar ook hun fietsen stallen was de voorlamp van betrokkene afgebroken, waarvoor hij een losse voorlamp had gekocht. De losse voorlamp vergeet betrokkene wel eens van zijn fiets af te halen. Op dit moment heeft betrokkene zijn derde voorlamp al gekocht. Betrokkene kwam erachter dat zijn voorlamp niet meer op de fiets zat op het moment dat hij op de fiets stapte om naar een vrijwilligersbijeenkomst te gaan. Voor betrokkene voelt de boete als een dubbele bestraffing.
Ter zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij op de terugweg van de vrijwilligersbijeenkomst werd aangehouden. Betrokkene was in de veronderstelling dat hij op de juiste manier had gehandeld aangezien hij aan de binnenkant fietste.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene ontkent de gedraging niet. Het is verplicht om te allen tijde een werkend licht op een fiets te voeren. Het is de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene om te zorgen dat hij een werkend licht op zijn fiets heeft. Het ontbreken daarvan komt voor eigen rekening en risico van betrokkene.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft dit ook erkend. De boete is dus terecht opgelegd. Wat betrokkene heeft aangevoerd doet daar niets aan af.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene staande werd gehouden voor gedragingen die hij niet had verricht, maar uiteindelijk is beboet voor een gedraging die hij zelf heeft opgebiecht. Het komt wel voor eigen risico van betrokkene om op pad te gaan zonder voorlicht. Gelet hierop zal de boete worden gematigd tot € 30,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 30,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 30,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: