ECLI:NL:RBZWB:2024:5867
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake griffierecht niet voldaan
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekster met betrekking tot de besluiten van 4 juni 2024 en 24 juli 2024. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van griffierecht, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster is herhaaldelijk gewezen op deze verplichting en kreeg de kans om het griffierecht te betalen, maar heeft dit niet tijdig gedaan. Hierdoor zijn de verzoeken om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de verplichting tot betaling van griffierecht voortvloeit uit artikel 8:82 van de Awb, in samenhang met artikel 8:41 van de Awb. Verzoekster ontving aangetekende brieven waarin zij werd geïnformeerd over de noodzaak van betaling en de gevolgen van het niet tijdig voldoen aan deze verplichting. Ondanks deze waarschuwingen heeft verzoekster het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar verzoeken.
De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, en is openbaar gemaakt op 22 augustus 2024. De griffier, mr. S. Constant, was aanwezig bij de uitspraak, maar kon deze niet mede ondertekenen. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.