ECLI:NL:RBZWB:2024:5866

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
10998017 _ MB VERZ 24-297
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging en diefstal van voertuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden 4 kilometer per uur harder dan toegestaan op de N65 Bosscheweg te Berkel-Enschot op 1 oktober 2023. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 30 juli 2024 was betrokkene niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden.

Betrokkene voerde aan dat hij niet de bestuurder was van het voertuig, omdat deze was gestolen in september 2023. Hij had aangifte gedaan van de diefstal op 3 februari 2024 en voegde Whatsapp-gesprekken toe als bewijs dat hij niet verantwoordelijk was voor de gedraging. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie betwistte dit en stelde dat betrokkene te laat actie had ondernomen. De kantonrechter oordeelde echter dat, hoewel de gedraging was verricht, de boete ten onrechte was opgelegd aan betrokkene. De rechter concludeerde dat betrokkene voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij niet de bestuurder was en dat het voertuig tegen zijn wil was gebruikt.

De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 37,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, terug te betalen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10998017 \ MB VERZ 24-297
CJIB-nummer : 0062 5422 6146 9507
uitspraakdatum : 30 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 4 kilometer per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op de N65 Bosscheweg (ter hoogte van hectometerpaal 16.4 richting Den Bosch) te Berkel-Enschot (gemeente Tilburg) op 1 oktober 2023 om 05:31 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat zijn auto is gestolen sinds september 2023. Betrokkene stelt niet de bestuurder te zijn geweest, maar dhr. [naam]. De auto zou worden overgezet op diens naam, maar dat is niet gebeurd. Betrokkene stelt dat hij er alles aan heeft gedaan om ervoor te zorgen dat hij niet meer aansprakelijk is. Aan het beroepschrift heeft betrokkene meerdere bijlages met Whatsappgesprekken tussen hem en dhr. [naam] toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft op 3 februari 2024 aangifte gedaan, waardoor de zittingsvertegenwoordiger van mening is dat betrokkene pas laat in actie is gekomen. Uit de verklaring van betrokkene blijkt dat hij de auto vrijwillig heeft meegegeven en uit de stukken blijkt niet dat betrokkene gesprekken heeft gehad met het CJIB over de betaling. Betrokkene vraagt in de gesprekken met dhr. [naam] of hij de auto moet schorsen of er nog even mee moet wachten. De auto is pa op 8 januari 2024 geschorst. Betrokkene heeft ervoor gekozen om nog te wachten met het schorsen, waardoor dit voor eigen rekening en risico van betrokkene komt.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat wel is komen vast te staan dat de gedraging is verricht, maar dat de boete ten onrechte aan betrokkene is opgelegd. Daarbij is van belang dat betrokkene op 3 februari 2024 aangifte heeft gedaan bij de politie van de diefstal van voertuig in september 2023 en het voertuig op 8 januari 2024 heeft geschorst. Door de aangifte in combinatie met de Whatsappgesprekken heeft betrokkene voldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet de bestuurder was ten tijde van de gedraging én dat het voertuig tegen zijn wil in is gebruikt door een ander. Betrokkene heeft ook voldoende aannemelijk gemaakt dat hij dit redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen en dat hij zich dus kan beroepen op artikel 8 sub a Wahv. Dit betekent dat de boete ten onrechte aan hem is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: