ECLI:NL:RBZWB:2024:5859
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van kostenvergoeding in WOZ-zaak met betrekking tot taxatierapporten van onroerende zaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 augustus 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. uit [plaats 1], tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had eerder de WOZ-waarden van twee onroerende zaken, gelegen aan [adres 1] te [plaats 2] en [adres 2] te [plaats 3], vastgesteld op respectievelijk € 863.000 en € 616.000. Na bezwaar werd de waarde van de eerste onroerende zaak verlaagd tot € 855.000 en de tweede tot € 1.139.000, waarbij een kostenvergoeding van € 1.338 werd toegekend voor de bezwaarfase.
De rechtbank oordeelt dat de WOZ-waarden en de aanslagen onroerendezaakbelastingen niet in geschil zijn. Het geschil betreft de hoogte van de kostenvergoeding voor de taxatierapporten. Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar een te laag bedrag heeft toegekend en vraagt om een hogere vergoeding van € 692,20 per taxatierapport. De rechtbank overweegt dat het toegekende uurtarief van € 100 al hoger is dan het tarief voor courante niet-woningen en dat de taxatie van de onroerende zaken niet dermate complex is om een hoger tarief te rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar dat de heffingsambtenaar wel het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden vanwege een schending van het motiveringsbeginsel. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.