Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] BV, uit [plaats] , belanghebbende
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
verbod van reformatio in peius).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 augustus 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een BV, tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een onbemand tankstation, vastgesteld op € 652.000 op 1 januari 2021, maar verlaagde deze waarde na bezwaar naar € 576.000. Belanghebbende verzocht om een hogere kostenvergoeding voor het taxatierapport dan de toegekende € 400, en stelde dat deze vergoeding € 692,20 zou moeten zijn. De rechtbank oordeelt dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen niet in geschil zijn en dat de rechtbank geen aanleiding ziet om een hoger uurtarief dan € 100 toe te kennen. De rechtbank concludeert dat de taxatie niet dermate complex is dat een hoger tarief gerechtvaardigd is, en dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat zij hogere kosten heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden, maar dat er geen aanleiding is voor vergoeding van proceskosten. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.