ECLI:NL:RBZWB:2024:585

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
10684186 CV EXPL 23-2583 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldsom met wettelijke rente en proceskosten

In deze civiele procedure heeft eiser, een B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering betreft een bedrag van € 4.733,43, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Gedaagde heeft na de conclusie van antwoord per e-mail laten weten de vordering te erkennen. Dit volgde na een tussenvonnis van 4 oktober 2023 waarin een mondelinge behandeling was gelast. Gedaagde heeft op 25 november 2023 medegedeeld dat hij zijn verweer intrekt en de vordering zal betalen. Eiser heeft ingestemd met het niet doorgaan van de geplande mondelinge behandeling op 13 maart 2024, waarna de kantonrechter heeft bepaald dat het vonnis op basis van de stukken zou worden gewezen.

De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, aangezien gedaagde geen verweer meer voerde en de vordering niet onrechtmatig of ongegrond leek. Daarnaast zijn de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen, omdat gedaagde hiertegen geen verweer heeft gevoerd. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 990,84, inclusief kosten van dagvaarding, griffierecht en salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 31 januari 2024 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10684186 \ CV EXPL 23-2583
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 4 oktober 2023 waarin een mondelinge behandeling is gelast, alsmede de in dat vonnis genoemde stukken.
1.2.
[gedaagde] heeft bij email van 25 november 2023 medegedeeld dat hij zijn verweer tegen de vordering niet langer handhaafde en dat hij de vordering van [eiser] zou gaan betalen. [eiser] heeft er bij email van 30 november 2023 mee ingestemd dat de voor 13 maart 2024 geplande mondelinge behandeling niet door zal gaan. De kantonrechter heeft bepaald dat vonnis zou worden gewezen op de stukken.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
[eiser] vordert - samengevat - bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen de somma van € 4.733,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.121,53, gerekend vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, zomede met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
2.2.
Na aanvankelijk verweer te hebben gevoerd, heeft [gedaagde] bij email van 25 november 2023 medegedeeld dat hij de vordering van [eiser] aanvankelijk verkeerd had begrepen, dat hij zijn verweer intrekt en dat hij het verschuldigde aan [eiser] zal gaan betalen. Nu [gedaagde] derhalve niet langer verweer voert tegen de vordering van [eiser] en de kantonrechter die vordering ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal die vordering worden toegewezen. Dat geldt ook voor de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de gevorderde wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW, waartegen [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd.
2.3.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten (en nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt begroot:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
264,00
(1,00 punten × € 264,00)
- nakosten
132,00
(maximumtarief)
Totaal
990,84

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag € 4.733,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.121,53, gerekend vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis begroot op € 990,84. Wordt het vonnis betekend, dan dient [gedaagde] ook de kosten van betekening te voldoen,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.