ECLI:NL:RBZWB:2024:584

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
02-158150-23; 02-158151-23 (ttz gev)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraak in vereniging, wederrechtelijk binnendringen in een (vakantie)woning in vereniging en verduistering

Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van inbraak in vereniging, wederrechtelijk binnendringen in een (vakantie)woning in vereniging en verduistering. De verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd vertegenwoordigd door haar raadsman, mr. A.M.V. Bandhoe. De zitting vond plaats op 19 januari 2024, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar haar gemachtigde wel. De officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, presenteerde de aanklacht en de verdediging gaf haar standpunt weer. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om te oordelen. De tenlastelegging werd gewijzigd en de rechtbank voegde de zaken onder de parketnummers 02-158150-23 en 02-158151-23 samen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met een ander in de periode van 9 tot en met 16 november 2022 te Bruinisse had ingebroken in een vakantiewoning en daarbij verschillende goederen had weggenomen. Ook werd vastgesteld dat de verdachte op 6 februari 2023 samen met een ander spullen van een hotel had verduisterd. De rechtbank achtte de bewijsmiddelen, waaronder DNA-sporen en getuigenverklaringen, voldoende om de verdachte schuldig te verklaren voor de inbraak en verduistering. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest, en veroordeelde de verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De benadeelde partij [benadeelde 1] kreeg € 500,00 voor immateriële schade, terwijl de vordering van [benadeelde 2] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-158150-23; 02-158151-23 (ttz gev)
vonnis van de meervoudige kamer van 2 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [plaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
[postadres] ,
raadsman mr. A.M.V. Bandhoe, advocaat te Zoetermeer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 januari 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging in de zaak onder parketnummer 02-158151-23 is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02-158150-23
in de periode van 9 november 2022 tot en met 16 november 2022 te Bruinisse samen met een ander heeft ingebroken en verschillende spullen heeft meegenomen, of dat zij samen met een ander gestolen spullen heeft verworven of voorhanden heeft gehad;
02-158151-23
op 6 februari 2023 te Bruinisse samen met een ander spullen van [hotel] heeft verduisterd;
in de periode van 5 februari tot en met 9 februari 2023 te Bruinisse samen met een ander wederrechtelijk is binnengedrongen of heeft verbleven in een (vakantie)woning;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02-158150-23
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primair ten laste gelegde feit inbraak en diefstal van twee fietsen uit de woning wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, gelet op de aangifte, het aangetroffen DNA van de medeverdachte in de woning en het proces-verbaal van bevindingen over de ravage in de woning, wat doet vermoeden dat er enige tijd in de woning is verbleven. Daarbij was sprake van medeplegen door verdachte en de medeverdachte, nu uit het dossier volgt dat zij altijd samen waren, dat zij kort ervoor samen in een andere woning verbleven en de omstandigheid dat de fietsen uit de woning door beide verdachten te koop zijn aangeboden bij Used Products.
02-158151-23
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 heeft gepleegd en de bij haar aangetroffen spullen heeft verduisterd, gelet op de aangifte en haar bekennende verklaring. Het medeplegen kan niet wettig en overtuigend bewezen worden, gelet op de ontkennende verklaring van de medeverdachte en omdat er bij hem geen weggenomen spullen zijn aangetroffen. Feit 2 primair kan wettig en overtuigend worden bewezen, gelet op de aangifte, de verklaringen van de getuigen en de bekennende verklaringen van verdachte en de medeverdachte, maar slechts voor de periode van 7 tot en met 9 februari 2023.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02-158150-23
De verdediging bepleit vrijspraak van de primair ten laste gelegde inbraak en de subsidiair ten laste gelegde heling. Er is geen DNA van verdachte in de woning aangetroffen en de enkele omstandigheid dat de gestolen fietsen korte tijd later bij verdachte zijn aangetroffen, is onvoldoende bewijs voor haar betrokkenheid bij dit feit. De fietsen zijn op 9 november 2022 weggenomen en op 15 november 2022 aanboden bij Used Products. Verdachte heeft een aannemelijke verklaring voor hoe zij in het bezit van de fietsen is gekomen, maar deze verklaring is niet nagetrokken. Er is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan zij had moeten weten dat de fietsen van diefstal afkomstig waren.
02-158151-23
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het feit voor zover het betreft de verduistering van de handdoek, menukaart en badmat, gelet op de verklaring van verdachte. Zij moet worden vrijgesproken van de verduistering van de overige spullen. De verdediging is van mening dat feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen kan worden, maar slechts voor wat betreft de periode van 7 tot en met 9 februari 2023.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
- 02-158150-23
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de periode tussen 9 november 2022 en 11 november 2022 is ingebroken in de vakantiewoning van aangever [benadeelde 1] te Bruinisse. Daarbij zijn verschillende spullen uit de woning weggenomen. In de woning zijn een door de dader gebruikte koffiemok en een sigarettenpeuk aangetroffen, waarop DNA-sporen zijn gevonden die volgens het NFI afkomstig kunnen zijn van [medeverdachte] met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Op grond daarvan, en omdat [medeverdachte] geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA in de woning, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] in de woning is geweest.
Uit de (vakantie)woning van aangever [benadeelde 1] zijn onder meer twee fietsen weggenomen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat beide fietsen door verdachte en een man te koop zijn aangeboden bij Used Products en dat nadien door de verkopers is gecorrespondeerd met Used Products over die fietsen via e-mail. Deze e-mail is verstuurd door verdachte en [medeverdachte] . Hieruit leidt de rechtbank af dat beide verdachten betrokken zijn geweest bij de verkoop van de uit de vakantiewoning weggenomen fietsen.
In de vakantiewoning is een flinke ravage aangetroffen. Naast de gebruikte koffiemok en sigarettenpeuk zijn er in de woning onder andere een gebruikte tissue, lege verpakkingen van oploskoffie, een leeg flesje bier en een opengemaakte zak chips aangetroffen. Daarnaast was de badkamervloer nat, wat er naar het oordeel van de rechtbank op wijst dat er gebruik is gemaakt van de badkamer. De hiervoor genoemde omstandigheden wijzen op een (tijdelijk) verblijf in de vakantiewoning door de inbreker(s). Verder blijkt uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] dat zij continu samen waren sinds zij vanaf 16 oktober 2022 geen vaste woon- of verblijfplaats meer hadden. Dat gold dus ook voor de periode waarin de woninginbraak heeft plaatsgevonden. Verder betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat verdachte en [medeverdachte] in februari 2023 ook samen in een vakantiewoning in Bruinisse zijn binnengedrongen en daar enige tijd zijn gebleven. Illegaal verblijf in een leegstaande vakantiewoning was, ook volgens de verklaring van verdachte, een manier voor hen om (tijdelijk) onderdak te hebben. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte en [medeverdachte] samen in de vakantiewoning hebben verbleven.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er tussen verdachte en [medeverdachte] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij de inbraak in de vakantiewoning en het wegnemen van de spullen uit die woning, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van de inbraak en diefstal uit de vakantiewoning wettig en overtuigend bewezen.
Voor wat betreft de spullen die zijn gestolen gaat de rechtbank uit van de verklaring van aangever, nu deze op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door verschillende andere bewijsmiddelen, te weten de verklaring van [aangever] over de bij hem aangeboden fietsen en het proces-verbaal van forensisch onderzoek waaruit blijkt dat een losse tv-kabel (zonder tv) in de vakantiewoning is aangetroffen.
- 02-158151-23
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023036101 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 86.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de aangifte van [benadeelde 2] van 9 februari 2023 (pagina 24 en 25);
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie (pagina 74 tot en met 78.
Feit 2
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de door aangever genoemde goederen heeft verduisterd. Voor wat betreft de spullen die zijn verduisterd gaat de rechtbank uit van de verklaring van aangever. Verdachte zal worden vrijgesproken van het medeplegen, nu er geen bewijs is voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-158150-23
in de periode van 9 november 2022 tot en met 16 november 2022 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander, twee Gazelle fietsen en een boormachine en een televisie en een horloge en huissleutels en een Ralph Lauren jack en een WiFi camera, die aan [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
02-158151-23
1
Primair
in de periode van
6februari 2023 tot en met 9 februari 2023 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duivenland, tezamen en in vereniging met een ander, in een woning aan de [adres] , in gebruik bij mevrouw [benadeelde 2] , wederrechtelijk is binnengedrongen;
2
op6 februari 2023 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk handdoeken en een menukaart en een badmat en glazen en kommen en een lederen informatieboekje, toebehorende aan [hotel] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als hotelgast, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van 30 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 24 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 80 uren. Bij haar eis heeft zij rekening gehouden met de richtlijnen van het openbaar ministerie en het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat geen sprake is van recidive of nog openstaande zaken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat moet worden volstaan met een straf gelijk aan de duur van het voorarrest, nu verdachte geen relevant strafblad heeft en het om oudere feiten gaat. Een (voorwaardelijke) gevangenisstraf of taakstraf is daarom niet passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een inbraak in een (vakantie)woning en illegaal verblijf in een (vakantie)woning. Daarnaast heeft zij zich schuldig gemaakt aan verduistering van spullen uit een hotelkamer. Verdachte heeft door haar handelen niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar door de inbraak en het verblijf in de vakantiewoning ook een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de slachtoffers en hun gevoel voor veiligheid. Verdachte en de mededader hebben een flinke ravage achtergelaten in de (vakantie)woningen waar zij binnen zijn geweest. Dat verdachte en de mededader de persoonlijke bezittingen van de slachtoffers hebben doorzocht en gebruikt, moet een nare ervaring zijn geweest die het privacygevoel van de slachtoffers nog verder heeft aangetast. Uit de verklaring van slachtoffer [benadeelde 1] volgt ook dat de woninginbraak bij zijn partner en hemzelf veel onrust en een gevoel van onveiligheid heeft veroorzaakt.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat zij meermalen eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, maar niet recent.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd, een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf heeft de rechtbank ook de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS betrokken.

7.De benadeelde partij

[benadeelde 1](
02-158150-23)
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 3.661,00, bestaande uit € 2.061,00 aan materiële schade en € 1.600,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 500,00 billijk.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2022 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Voor wat betreft de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging en omdat (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd, nu de benadeelde geen bewijzen van de schade heeft overgelegd. Gelet hierop is de schade alleen vast te stellen na een nadere onderbouwing of bewijslevering. Daarvoor is in deze procedure geen plaats. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
[benadeelde 2](
02-158151-23– feit 1)
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 2.250,00 aan materiële schade voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is niet door middel van stukken onderbouwd en de verdediging heeft de vordering gemotiveerd betwist. Daardoor roept de vordering vragen op. De rechtbank is niet in de gelegenheid geweest om deze vragen aan de benadeelde partij te stellen, aangezien zij niet is verschenen bij de zitting. De behandeling van de zaak kan hiervoor worden aangehouden, maar de rechtbank is van oordeel dat dat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, gelet op het tijdsverloop en nu de vordering van de benadeelde partij slechts een beperkt onderdeel van de strafzaak uitmaakt. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 138, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-158150-23
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
02-158151-23
feit 1:Het in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen;
feit 2:Verduistering;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 500,00, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] (02-158150-23), € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 2]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 februari 2024.