In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 augustus 2024, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal. Eiser stelt dat het college niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 12 april 2024, zoals vereist door artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft dit gedaan en het college heeft de beslistermijn verlengd en opgeschort, maar heeft uiteindelijk niet binnen de gestelde termijnen een besluit genomen. De rechtbank concludeert dat het college alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast moet het college het griffierecht van € 187,- aan eiser vergoeden. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt het college op om binnen de gestelde termijn alsnog een besluit bekend te maken. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.