In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 21 augustus 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen een exploitatievergunning beoordeeld. Eiseres, die voor 50% eigenaar is van een pand waarin een coffeeshop is gevestigd, had bezwaar gemaakt tegen de exploitatievergunning die de burgemeester van Tilburg op 29 maart 2022 had verleend aan [vergunninghoudster] B.V. voor het exploiteren van een alcoholvrije horeca-inrichting. De burgemeester verklaarde het bezwaar van eiseres op 5 april 2023 niet-ontvankelijk, omdat hij van mening was dat eiseres geen belanghebbende was bij de verlening van de vergunning.
De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van de burgemeester aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat eiseres wel degelijk als belanghebbende kan worden aangemerkt, ondanks het feit dat zij niet als erfgename was aangewezen in de nalatenschap van haar voormalig echtgenoot, die de andere helft van het pand bezat. De rechtbank stelt vast dat eiseres door de verleende vergunning in haar eigendomsbelangen kan worden geraakt, wat haar belanghebbende maakt volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de burgemeester op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens moet de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiseres vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.