In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ Groep U.A. (hierna: CZ) en een gedaagde partij. De zaak betreft onverschuldigde betaling, waarbij de gedaagde heeft toegegeven dat hij meer declaraties heeft ingediend dan waarvoor hij toestemming had gekregen van zijn zorgverzekeraar. CZ vorderde terugbetaling van een bedrag van € 101.415,88, bestaande uit een hoofdsom van € 97.684,04, onderzoekskosten van € 1.980,00 en incassokosten van € 1.751,84. De rechtbank oordeelde dat CZ recht had op teruggave van het onterecht betaalde bedrag, aangezien de gedaagde valse declaraties had ingediend. De rechtbank wees de vordering van CZ toe, inclusief de onderzoekskosten, die voldoende waren onderbouwd. De gedaagde had zijn verweer tegen de hoofdsom ingetrokken, maar betwistte de hoogte van de onderzoekskosten. De rechtbank oordeelde dat CZ voldoende bewijs had geleverd voor de gemaakte kosten en dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de terugbetaling. De rechtbank veroordeelde de gedaagde tot betaling van het totale bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.