ECLI:NL:RBZWB:2024:5824

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
10873585 \ CV EXPL 24-158
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding na verduistering van een auto na proefrit

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee partijen, waarbij de eiser, [eiser] B.V., optreedt als bewindvoerder van de heer [rechthebbende 1], en de gedaagde, [gedaagde] B.V., als bewindvoerder van de heer [rechthebbende 2]. De zaak betreft een onrechtmatige daad die voortvloeit uit de verduistering van een auto door [rechthebbende 2]. De feiten van de zaak zijn als volgt: [rechthebbende 1] bood in het voorjaar van 2021 een Ford Ka te koop aan voor € 1.250,00. [rechthebbende 2] heeft de auto op 27 februari 2021 meegenomen voor een proefrit, maar heeft deze niet teruggebracht. [rechthebbende 1] deed op 16 maart 2021 aangifte van verduistering, waarna [rechthebbende 2] op 30 mei 2023 door de rechtbank onherroepelijk werd veroordeeld voor deze verduistering.

In de procedure vorderde [eiser] een verklaring voor recht dat [rechthebbende 2] onrechtmatig heeft gehandeld en dat [gedaagde] schadevergoeding verschuldigd is. De kantonrechter oordeelde dat [rechthebbende 2] inderdaad onrechtmatig heeft gehandeld en dat de schadevergoeding door [gedaagde] aan [eiser] verschuldigd is. De kantonrechter bepaalde de schadevergoeding op € 1.000,00, rekening houdend met de redelijke verkoopprijs van de auto, en veroordeelde [gedaagde] in de proceskosten van € 424,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M. van der Lende-Mulder Smit.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10873585 \ CV EXPL 24-158
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
[eiser] B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de heer [rechthebbende 1],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] en [rechthebbende 1] ,
gemachtigde: mr. B.J.P. van Gils,
tegen
[gedaagde] B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de heer [rechthebbende 2],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] en [rechthebbende 2] ,
gemachtigde: mr. J.C.W.L. Grootjans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 december 2023 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte van [gedaagde] met productie;
- de antwoordakte van [eiser] .
1.2.
Tijdens de procedure is gebleken dat zowel [rechthebbende 1] als [rechthebbende 2] onder bewind staat. De bewindvoerder van [rechthebbende 1] , [eiser] , en de bewindvoerder van [rechthebbende 2] , [gedaagde] , zijn daarom de formele procespartijen. [eiser] heeft mr. Van Gils bij e-mail van 9 februari 2024 gemachtigd om haar in deze procedure te vertegenwoordigen. Namens [gedaagde] treedt mr. Grootjans op, zo blijkt uit de e-mail van 9 april 2024. De griffier heeft beide e-mails bij het dossier gevoegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[rechthebbende 1] heeft in het voorjaar van 2021 een Ford Ka uit 2003 (hierna: de auto) te koop aangeboden via Facebook voor een bedrag van € 1.250,00.
2.2.
De kilometerstand van de auto bedroeg 105.170 kilometer ten tijde van de onderhoudsbeurt op 26 oktober 2020.
2.3.
Op 27 februari 2021 heeft [rechthebbende 2] de auto met toestemming van [rechthebbende 1] meegenomen. Hij heeft deze daarna niet teruggebracht naar [rechthebbende 1] .
2.4.
[rechthebbende 1] heeft op 16 maart 2021 aangifte gedaan van verduistering van de auto. Bij vonnis van 30 mei 2023 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, [rechthebbende 2] daarvoor veroordeeld. Dit vonnis is onherroepelijk.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [rechthebbende 2] onrechtmatig heeft gehandeld, althans een wanprestatie heeft gepleegd tegenover (nu) [eiser] door verduistering van de auto van [rechthebbende 1] en/of tekortkoming in de nakoming van zijn verplichting om de auto na een proefrit in dezelfde staat terug te brengen als waarin deze is meegenomen;
II. te bepalen dat [rechthebbende 2] schadeplichtig is tegenover (nu) [eiser] en dat [gedaagde] uit dien hoofde een schadevergoeding verschuldigd is van € 1.250,00 (primair) dan wel een bedrag tussen € 800,00 en € 1.000,00 (subsidiair), dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag (meer subsidiair);
III. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [rechthebbende 2] in strijd heeft gehandeld met het eigendomsrecht van [rechthebbende 1] . Hij heeft de auto van [rechthebbende 1] meegenomen voor een proefrit en vervolgens niet meer teruggebracht. Dit levert een onrechtmatige daad op van [rechthebbende 2] tegenover [rechthebbende 1] . [rechthebbende 1] heeft hierdoor schade geleden. Hij heeft de auto niet meer tot zijn beschikking en kan deze niet meer aan een ander verkopen. De schade is gelijk aan de waarde van de auto op het moment van verduistering. De ANWB stelt de vervangingswaarde voor een Ford Ka uit 2005 die total loss is op € 1.350,00. Voor een Ford Ka uit 2003 kan zo’n berekening niet meer worden gemaakt. Rekening houdend met de relatief lage kilometerstand van de auto, is een vergoeding van € 1.250,00 redelijk.
3.3.
[gedaagde] refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht dat [rechthebbende 2] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [rechthebbende 1] . De overige vorderingen moeten volgens [gedaagde] worden afgewezen. Het primair gevorderde bedrag van € 1.250,00 is niet redelijk. Op Marktplaats worden vergelijkbare auto’s te koop aangeboden voor maximaal € 800,00. Voor zover [gedaagde] toch een schadevergoeding aan [eiser] moet betalen, moet de hoogte daarvan dus worden beperkt.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [rechthebbende 2] bij vonnis van 30 mei 2023 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, onherroepelijk is veroordeeld voor de verduistering van de auto van [rechthebbende 1] . Daarmee heeft [rechthebbende 2] een inbreuk gepleegd op het eigendomsrecht van [rechthebbende 1] . Dit levert een onrechtmatige daad op in de zin van artikel 6:162 BW.
4.2.
De kantonrechter begrijpt de vordering onder I. zo, dat het deel van de vordering achter de komma als subsidiaire vordering is bedoeld. Het subsidiaire deel van de vordering behoeft geen behandeling meer, nu het primaire deel kan worden toegewezen. De kantonrechter zal hierna onder de beslissing voor recht verklaren dat [rechthebbende 2] onrechtmatig heeft gehandeld.
4.3.
Op grond van artikel 6:162 BW moet [gedaagde] de schade vergoeden die [eiser] heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige daad van [rechthebbende 2] . [eiser] stelt dat deze schade € 1.250,00 is (gelijk aan de vraagprijs van de auto), maar [gedaagde] heeft dit standpunt betwist. De schade is naar het oordeel van de kantonrechter gelijk aan de koopprijs die [rechthebbende 1] zou hebben ontvangen als hij de auto had verkocht. [gedaagde] voert terecht aan dat de vraagprijs niet altijd gelijk is aan de koopprijs. Een koper zal normaal gesproken proberen over een lagere koopprijs te onderhandelen, terwijl een redelijke verkoper die zijn auto graag wil verkopen doorgaans ook een lagere prijs dan de vraagprijs zal accepteren. Bij gebrek aan nadere aanknopingspunten moet de omvang van de schade worden geschat. De kantonrechter bepaalt de door [gedaagde] verschuldigde schadevergoeding in redelijkheid op € 1.000,00.
4.4.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2,00 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
Totaal
424,50

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat [rechthebbende 2] onrechtmatig heeft gehandeld,
5.2.
bepaalt de door [gedaagde] aan [eiser] verschuldigde schadevergoeding op € 1.000,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 424,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.