ECLI:NL:RBZWB:2024:5819

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
02-268495-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van soft-/harddrugs, het voorhanden hebben van kogelpatronen en witwassen

Op 23 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 oktober 2022 in Terneuzen betrokken was bij het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende soorten drugs, munitie en het witwassen van geld. De verdachte had samen met anderen 56 gram cocaïne, 894 gram MDMA, 566 pillen met MDMA, 1770 gram hennep, 196 gram hasj en 50 kogelpatronen in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze goederen in zijn woning, ondanks zijn verklaring dat hij deze voor een derde bewaarde. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, omdat deze niet werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van drugs en munitie, alsook aan witwassen van een geldbedrag van €6000,-, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde het inbeslaggenomen geldbedrag van €6000,- verbeurd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/268495-22
vonnis van de meervoudige kamer van 23 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. A.I. Cambier, advocaat te Axel.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 augustus 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 18 oktober 2022:
feit 1:samen met anderen 56 gram cocaïne, 894 gram MDMA en 566 pillen met MDMA aanwezig heeft gehad;
feit 2:samen met anderen 1770 gram hennep en 196 gram hasj aanwezig heeft gehad;
feit 3:samen met anderen 50 kogelpatronen voorhanden heeft gehad;
feit 4:samen met anderen € 6.000,- heeft witgewassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Hij baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat feiten 1 en 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van de 566 pillen met MDMA. Verdachte dient van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken. Ook dient vrijspraak te volgen voor feiten 3 en 4. Verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van de pillen, de kogelpatronen en het geld (ook niet in voorwaardelijke zin). Deze spullen waren van iemand anders en lagen in een afgesloten kluis, waartoe verdachte geen toegang had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1, feit 3 en feit 4
De rechtbank stelt vast dat op 18 oktober 2022 in de kelder van de woning van verdachte 56 gram cocaïne, 894 gram MDMA, 566 pillen met MDMA, 50 kogelpatronen en een contant geldbedrag van € 6.000,- zijn aangetroffen. De cocaïne en het grootste deel van de MDMA lagen in gesloten, witte tonnen in een kelder onderaan de trap. De overige MDMA – in de vorm van pillen – lag in een afgesloten kluis. De kluis stond los in dezelfde kelder. Aan de muur naast de voordeur zat een sleutelkastje met daarin de kluissleutel.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij € 15.000,- had geleend van iemand om de badkamer te verbouwen. In ruil daarvoor moest hij drugs voor die persoon bewaren en af en toe rondbrengen. Hij wist dat er in de witte tonnen onderaan de trap in de kelder drugs lagen. Hij wist echter niet dat er in de kluis ook drugs, munitie en geld lagen. Hij had geen toegang tot de kluis en was er ook niet bij als die persoon met de kluis bezig was. Dat de sleutel bij de voordeur, die van zijn eigen kluis was, ook op de kluis in de kelder paste, was puur toeval.
Uitgangspunt is dat de bewoner geacht wordt bekend te zijn met de aanwezigheid van de goederen in de woning – zoals in dit geval de pillen, de kogelpatronen en het geld in de kluis – en aldus wetenschap van en beschikkingsmacht heeft over de goederen. Dit kan anders zijn als er een onderbouwde en aannemelijke verklaring van verdachte tegenover staat die aanleiding is om van dit uitgangspunt af te wijken.
Dat is in deze zaak niet het geval. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij spullen voor een derde bewaarde en dus van niets wist, niet geloofwaardig. Die verklaring wordt immers op geen enkele wijze door (andere) bewijsmiddelen in het dossier ondersteund. Bovendien heeft verdachte geen concrete gegevens of details van deze derde gegeven, zodat zijn verklaring niet kon worden gecontroleerd.
Gelet hierop kan het niet anders zijn dan dat verdachte ook wetenschap had van de aanwezigheid van de pillen, de kogelpatronen en het geld in de kluis, waarvan de sleutel bij de voordeur hing, en dat hij daarover ook de beschikkingsmacht had. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 56 gram cocaïne, 894 gram MDMA en 566 pillen met MDMA en het voorhanden hebben van 50 kogelpatronen. De rechtbank acht deze feiten dan ook bewezen.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Gelet op de hoogte van het geldbedrag, in combinatie met het feit dat in de woning van verdachte grote hoeveelheden hard- en softdrugs zijn aangetroffen en verdachte geen aannemelijke verklaring voor de herkomst van dit geldbedrag heeft gegeven, kan het niet anders zijn dan dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is.
Medeplegen?
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze feiten samen met een ander heeft gepleegd. Hiertoe biedt het dossier te weinig bewijs. De verklaring van verdachte dat hij de drugs in bewaring had voor een derde acht de rechtbank ongeloofwaardig. Ten aanzien van de partner van verdachte heeft de rechtbank niet met voldoende zekerheid kunnen vaststellen dat zij van de aanwezigheid van een en ander in de woning wist. Verdachte zal dan ook van het onderdeel medeplegen partieel vrijgesproken worden.
Feit 2Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het onderzoek aan de aangetroffen hennep en hasj acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 oktober 2022 ook 1770 gram hennep en 196 gram hasj in zijn bezit heeft gehad. Wel zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het medeplegen, omdat niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 18 oktober 2022 te Terneuzen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 56 gram van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 894 gram en 566 pillen van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 18 oktober 2022 te Terneuzen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid
van (in totaal) ongeveer 1770 gram hennep en ongeveer 196 gram hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3
op 18 oktober 2022 te Terneuzen munitie van categorie III van de Wet wapens en
munitie, te weten 50, kogelpatronen van het kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad;
4
op 18 oktober 2022 te Terneuzen van een hoeveelheid geld, te weten €6000, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en te volstaan met een forse taakstraf, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van meerdere soorten hard- en softdrugs, munitie en het witwassen van geld.
Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs als (zoals in dit geval) cocaïne, MDMA, hennep en hasj eenmaal in handen van gebruikers, ernstige gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. Daar komt nog bij dat de productie en verkoop van hard- en softdrugs vaak gepaard gaat met ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit, waarbij het gebruik van geweld niet wordt geschuwd. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft hier met zijn handelen aan bijgedragen en dit eveneens in stand gehouden.
Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. De rechtbank vindt dit dan ook ernstige feiten.
Het strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport over verdachte van 25 juli 2024. Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van stabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Hij heeft een vaste baan, een relatie en draagt samen met zijn vrouw de zorg voor haar dochter. Wel worden op de leefgebieden financiën, sociaal netwerk en houding problemen gezien. Verdachte erkent uit financiële nood geld te hebben geleend bij iemand uit zijn netwerk. Hij had samen met zijn vrouw een huis gekocht en kreeg te maken met bouwkundige tegenslagen. Inmiddels heeft verdachte zijn schuld afbetaald. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Er zijn geen recente antecedenten bekend en de feiten stammen uit 2022. Geadviseerd wordt daarom ook een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals hiervoor uiteengezet, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Daarbij is voor de rechtbank van betekenis dat verdachte maar zeer beperkt verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen aangezien hij het heeft voorgesteld dat de drugs en goederen niet van hem maar van een ander waren. Zoals hiervoor is overwogen, volgt de rechtbank hem hierin niet. Wat betreft de hoogte van deze op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting waarmee zoveel mogelijk wordt gewaarborgd dat de straftoemeting aansluit bij straffen die in andere vergelijkbare zaken worden opgelegd. De oriëntatiepunten gaan, alleen al voor het opzettelijk aanwezig hebben van 1.000 tot 1.500 gram harddrugs, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie recht doet aan de aard en ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Zij zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van vijf maanden met aftrek van het voorarrest.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag van € 6.000,- vatbaar is voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat dit geldbedrag aan verdachte toebehoort en feit 4 is begaan met betrekking tot dat geldbedrag.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de overige inbeslaggenomen geldbedragen aan verdachte, aangezien deze geldbedragen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4:witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten
* € 6.000,-;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
* € 340,-;
* € 180,-;
* € 150,-;
* € 786,70;
* € 207,50;
* € 70,80;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 augustus 2024.
Mr. Mullers en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 18 oktober 2022 te Terneuzen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 56 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of ongeveer 894 gram en/of 566 pillen, in elk geval een
hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 18 oktober 2022 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid
van (in totaal) ongeveer 1770 gram hennep en/of ongeveer 196 gram hasjiesj, in elk
geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, en/of
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj middelen als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )
3
hij op of omstreeks 18 oktober 2022 te Terneuzen, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en
munitie, te weten
50, kogelpatronen van het kaliber 9 mm
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
4
hij op of omstreeks 18 oktober 2022 te Terneuzen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
van een hoeveelheid geld, te weten €6000,
de herkomst en/of vindplaats en/of de verplaatsing en/of de rechthebbende,
heeft verborgen en/of heeft verhuld
en/of voornoemd goed, voorhanden heeft gehad en/of daarvan gebruik heeft
gemaakt,
terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag geheel of
gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )