ECLI:NL:RBZWB:2024:5785

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/417619 / HA ZA 24-3 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Goedegebuur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over mondelinge koopovereenkomst en bewijsopdrachten betreffende chaletgebruik

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een tussenvonnis met betrekking tot een mondelinge koopovereenkomst voor een chalet. De eiser, [rechthebbende], woont sinds februari 2021 in het chalet dat eigendom is van [naam 1]. Er is onenigheid over de vraag of [rechthebbende] het chalet heeft gekocht en of hij de koopprijs en gebruikskosten heeft betaald. De rechtbank oordeelt dat er een mondelinge koopovereenkomst is gesloten en dat [rechthebbende] in het chalet mag blijven wonen. Hij moet echter bewijs leveren van de betaling van de koopprijs, terwijl [naam 1] moet bewijzen wat de gebruikskosten zijn die [rechthebbende] moet betalen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en verdere behandeling van de vorderingen van beide partijen. De zaak is complex door de verschillende interpretaties van de overeenkomst en de betalingsverplichtingen, en de rechtbank zal in een volgende zitting de bewijsstukken en getuigen horen.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/417619 / HA ZA 24-3
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
[bewindvoerder] B.V.
in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[rechthebbende],
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [rechthebbende] ,
advocaat: mr. M.M. van der Marel te Eindhoven,
tegen
[naam 1],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [naam 1] ,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar te Eindhoven.

1.De zaak in het kort

1.1.
[rechthebbende] woont sinds februari 2021 in een chalet op [chaletpark] in [plaats 3] . Het chalet is eigendom van [naam 1] . Partijen zijn het op verschillende punten niet met elkaar eens. Ze twisten over de vraag of [rechthebbende] het chalet van [naam 1] heeft gekocht en of [rechthebbende] de koopprijs en kosten voor gebruik van het chalet aan [naam 1] heeft betaald. Ook zijn ze het er niet over eens of [rechthebbende] in het chalet mag blijven wonen.
1.2.
De rechtbank oordeelt dat partijen (mondeling) een koopovereenkomst hebben gesloten en dat [rechthebbende] in het chalet mag blijven wonen. [rechthebbende] mag bewijs leveren van zijn stelling dat hij de koopprijs heeft betaald. [naam 1] mag bewijzen wat de hoogte van de gebruikskosten zijn die [rechthebbende] moet betalen.
1.3.
Dit oordeel wordt hierna onder ‘De beoordeling’ toegelicht. Eerst worden het verloop van de procedure, de feiten en de vorderingen en verweren van beide partijen beschreven. Tot slot volgt de beslissing.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 maart 2024;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het bericht van 29 mei 2024 met 4 producties van [naam 1] ;
- het bericht van 30 mei 2024 met 3 producties van [naam 1] ;
- het bericht van 12 juni 2024 met producties 22 tot en met 24 van [rechthebbende] ;
- de mondelinge behandeling van 14 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de ter zitting genomen akte wijziging van eis van [rechthebbende] .
2.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

3.De feiten

3.1.
[naam 1] is eigenaar van de grond en het daarop gelegen chalet aan de [adres] te [plaats 3] (hierna: het chalet). Het chalet ligt op [chaletpark] . Het is aangesloten op de riolering, water, gas en elektriciteit.
3.2.
Vanaf februari 2021 woont [rechthebbende] in het chalet van [naam 1] . Hij heeft het chalet op eigen kosten verbouwd.
3.3.
Partijen hebben afgesproken dat [rechthebbende] de kosten voor gebruik van het chalet aan [naam 1] betaald.
3.4.
In augustus 2022 hebben [naam 1] en [rechthebbende] contact gehad via Whatsapp. In dat contact sturen partijen elkaar:
[naam 1] , 7 augustus 2022 11.15 uur:
“Weer een week verder. Ik ga alles af laten sluiten morgen. Beetje jammer dat het zo allemaal moet.”
[rechthebbende] , 7 augustus 2022 11.22 uur:
“Het geld licht hier al een tijdje hoor maar jij komt niet met papieren [eigenaar chalet] en dat vind ik heel jammer. Kom met een koopcontract waar in staat dat ik dit heb gekocht en dat het betaald is en dan heb jij je geld.”
[naam 1] , 25 augustus 2022 10.09 uur:
“Ik heb de papieren”
3.5.
[naam 1] heeft aan [rechthebbende] een brief van 27 augustus 2023 gestuurd. In die brief staat:
“Vanaf 10-01-2021 heeft u gebruik mogen maken van de vakantiewoning [adres] te [plaats 3] , echter is tegen u altijd gezegd dat dit tijdelijk is om u te helpen en u alle kosten die hier uit voort komen zoals: servicekosten, verzekering en kosten nutsvoorzieningen voor uw rekening zijn.
Deze kosten zijn nooit door u voldaan, op herhaaldelijk verzoek van mij.
(…)
Ik verzoek u (…) om de door u in gebruik hebbende vakantiewoning uiterlijk op 06-09-2023 te verlaten en in correcte staat op te leveren en alle achterstallige betalingen alsnog te voldoen.”
3.6.
Bij brief van 10 oktober 2023 heeft de advocaat van [naam 1] [rechthebbende] opnieuw aangeschreven. In die brief staat onder meer:
“In januari 2021 maakte u met cliënte de afspraak dat u de woning zou gaan kopen en u tussentijds tijdelijk al van de woning gebruik zou gaan maken op voorwaarde dat u de kosten zou voldoen o.a. met betrekking tot energie, gemeentelijke belastingen, verzekering, KPN, kosten VvE, toeristenbelasting en overige belastingen (…). (…) U hebt bovendien de kostennota’s (…) niet voldaan, zelfs niet na sommatie.
De [gemeente] heeft inmiddels ook vastgesteld dat u de woning permanent bewoont en zich hebt ingeschreven terwijl zulks niet is toegestaan.
Gezien voormelde ontwikkelingen sommeert cliënte u om de onderhavige vakantiewoning binnen 14 dagen te ontruimen.”
3.7.
[rechthebbende] heeft het chalet van [naam 1] niet verlaten en woont daar nog steeds.
3.8.
Bij beschikking van 21 juli 2020 is bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende] .
3.9.
[naam 1] heeft de bewindvoerder van [rechthebbende] gevraagd de door haar gestelde gebruikskosten te betalen. In de e-mail van 9 februari 2024 schrijft de bewindvoerder aan [naam 1] :
“Bedankt voor uw overzicht. (…) Helaas is het zo dat het voor meneer op dit moment geenszins mogelijk is de totale vordering in één keer te voldoen. (…) Dit houdt in dat er voor ons als bewindvoerder dan tot onze spijt verder niets anders op zit dan u mede te delen dat u op de lijst van concurrente schuldeisers bent geplaatst.”

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[rechthebbende] vordert na wijziging van eis - samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
[naam 1] te veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst door haar volledige medewerking te verlenen aan de levering van het chalet aan [rechthebbende] , waaronder het doen opstellen van een schriftelijke overeenkomst waarin staat dat [rechthebbende] het chalet heeft gekocht en de koopprijs heeft betaald en het verschijnen bij de nog aan te wijzen notaris en daar alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan transport en levering van het chalet;
te bepalen dat dit vonnis in plaats treedt van alle door [naam 1] te verrichten (rechts)handelingen en te verlenen medewerking voor levering van het chalet wanneer [naam 1] niet aan haar verplichting tot levering van het chalet voldoet;
subsidiair
3. [naam 1] te veroordelen € 175.000,00 aan [rechthebbende] te voldoen;
4. [naam 1] te veroordelen tot betaling van schade, nader op te maken bij staat;
meer subsidiair
5. [naam 1] te veroordelen tot betaling van schade, nader op te maken bij staat;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair
6. [naam 1] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met rente.
4.2.
[naam 1] voert verweer. [naam 1] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [rechthebbende] , dan wel tot afwijzing van zijn vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [rechthebbende] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[naam 1] vordert - samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat de gebruiksovereenkomst is beëindigd, althans deze te beëindigen;
[rechthebbende] te veroordelen aan [naam 1] € 22.236,74 te betalen, vermeerderd met rente;
[rechthebbende] te veroordelen om het chalet te ontruimen en ontruimd te houden, onder verbeurte van een dwangsom;
[rechthebbende] te veroordelen in de proceskosten.
4.5.
[rechthebbende] voert verweer. [rechthebbende] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [naam 1] , dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, althans de vorderingen van [naam 1] te matigen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [naam 1] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met rente.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Partijen zijn het erover eens dat de Nederlandse rechter bevoegd is hun geschillen naar Nederlands recht te beoordelen.
Bevoegdheid rechtbank
5.2.
Op grond van de wet moeten bepaalde zaken door de kantonrechter (de rechtbank, kamer voor kantonzaken) worden behandeld en beslist. Huurkoop en huur zijn twee van die zaken. Uit de stellingen van partijen kan worden afgeleid dat wellicht in deze zaak sprake is van huurkoop of huur. De rechtbank (kamer voor andere zaken dan kantonzaken) zal daarom eerst beoordelen of deze zaak naar de kantonrechter moet worden verwezen.
5.3.
[rechthebbende] heeft een huurkoopovereenkomst overgelegd die volgens hem door beide partijen is ondertekend. Partijen zijn het daarentegen erover eens dat geen huurkoopovereenkomst tussen hen tot stand is gekomen. De overgelegde overeenkomst is daarom geen reden om deze zaak naar de kantonrechter te verwijzen.
5.4.
In reconventie stelt [naam 1] dat [rechthebbende] op grond van een gebruiksovereenkomst in het chalet verblijft. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank is geen sprake van huur. Voor huur is nodig dat [rechthebbende] een tegenprestatie betaalt om in het chalet te wonen. Partijen zijn het erover eens dat [rechthebbende] in het chalet mocht wonen tegen betaling van (uitsluitend) de gebruikskosten. Ook deze stelling is dus geen reden om de zaak naar de kantonrechter te verwijzen.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter niet absoluut bevoegd is in deze zaak. De zaak zal daarom (verder) worden behandeld en beslist door deze rechtbank.
in conventie
Vordering 1: nakoming koopovereenkomst
5.6.
[rechthebbende] stelt dat partijen mondeling een koopovereenkomst hebben gesloten. Op grond van die overeenkomst heeft hij van [naam 1] het chalet gekocht voor € 175.000,00. [rechthebbende] stelt dat hij dat bedrag vervolgens in twee delen contant aan [naam 1] heeft betaald.
[naam 1] betwist gemotiveerd dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten en dat [rechthebbende] € 175.000,00 aan haar heeft betaald.
Mondelinge koopovereenkomst
5.7.
De rechtbank oordeelt dat partijen een (mondelinge) koopovereenkomst hebben gesloten op grond waarvan [rechthebbende] van [naam 1] het chalet heeft gekocht voor € 175.000,00. Weliswaar betwist [naam 1] dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten, maar ter zitting heeft zij verklaard dat het de bedoeling was dat [rechthebbende] het chalet van haar zou kopen voor € 175.000,00. Dit is hetzelfde als [rechthebbende] stelt, zodat [naam 1] met deze verklaring bevestigt dat partijen hierover (mondeling) overeenstemming hebben bereikt.
Die overeenstemming wordt bevestigd door de drie verklaringen die [rechthebbende] heeft overgelegd van bewoners van het chaletpark. Die bewoners verklaren ieder voor zich dat [naam 1] tegen hen heeft gezegd dat zij haar chalet aan [rechthebbende] heeft verkocht.
Weliswaar heeft [naam 1] de inhoud van deze verklaringen betwist, maar die betwisting is algemeen en niet onderbouwd. De rechtbank gaat daarom aan die betwisting voorbij.
Ook het app-contact tussen partijen in augustus 2022 (zie 3.4) bevestigt de koopovereenkomst. In reactie op het bericht van [rechthebbende] dat hij een koopcontract wil waarin staat dat hij het chalet heeft gekocht, weerspreekt [naam 1] dat bericht niet, maar antwoordt zij dat ze ‘de papieren’ heeft.
5.8.
Omdat partijen mondeling overeenstemming hebben over de koop van het chalet door [rechthebbende] , is niet (meer) relevant dat [rechthebbende] zich niet bij de Vereniging van Eigenaren van het chaletpark zou hebben gemeld als nieuwe eigenaar en dat hij niet (eerder) [naam 1] zou hebben gesommeerd tot levering van het chalet. Evenmin is relevant of [rechthebbende] de koopprijs al dan niet heeft betaald. Door partijen is niet aangevoerd (en uit het dossier blijkt ook niet) dat [rechthebbende] het chalet zou kopen onder de opschortende voorwaarde van betaling.
5.9.
Partijen zijn het erover eens dat het chalet bedoeld is om in te wonen en om duurzaam ter plaatse te blijven. Dat blijkt ook uit het feit dat het chalet is aangesloten op de riolering, water, gas en elektriciteit (zie 3.1). Omdat het chalet bedoeld is om in te wonen en om duurzaam ter plaatse te blijven, moet de koopovereenkomst schriftelijk worden aangegaan. [1] Een mondelinge koopovereenkomst is nietig. [2] Daar staat tegenover dat wanneer partijen, net zoals hier, een mondelinge koopovereenkomst hebben gesloten, de ander onbehoorlijk handelt als hij niet meewerkt aan het op schrift stellen van die koopovereenkomst. Omdat [rechthebbende] en [naam 1] mondeling overeenstemming hebben bereikt, moet [naam 1] daarom in principe meewerken aan het op schrift stellen van de koopovereenkomst. Anders dan [naam 1] betoogt, betekent het enkele feit dat partijen mondeling overeenstemming hebben dus niet dat geen overeenkomst tot stand is gekomen.
5.10.
[naam 1] heeft nog aangevoerd dat het de bedoeling was dat partijen een huurkoopovereenkomst zouden sluiten. Voor zover [naam 1] daarmee stelt dat die huurkoopovereenkomst zou worden gesloten in plaats van een koopovereenkomst, gaat de rechtbank aan die stelling voorbij. Of partijen inderdaad die bedoeling hadden (volgens [rechthebbende] niet), kan namelijk in het midden blijven. Partijen zijn het erover eens dat een huurkoopovereenkomst niet tot stand is gekomen. Of [naam 1] de huurkoopovereenkomst zou hebben ondertekend die [rechthebbende] in de procedure heeft overgelegd, kan om dezelfde reden in het midden blijven.
Betaling koopprijs5.11. Volgens [rechthebbende] heeft hij de koopprijs van € 175.000,00 contant aan [naam 1] betaald. Ter onderbouwing van die stelling heeft hij onder andere een transcriptie van een telefoongesprek van hem met F. [naam 1] overgelegd. [naam 1] betwist de betaling gemotiveerd en onderbouwt die betwisting onder meer met een verklaring van F. [naam 1] dat hij bij geen enkele bespreking of betalingstransactie van partijen is geweest. Bij die stand van zaken is het aan [rechthebbende] om de gestelde contante betaling te bewijzen. Op grond van de hoofdregel van bewijslastverdeling [3] draagt [rechthebbende] namelijk de bewijslast van de stelling dat hij de koopsom contant aan [naam 1] heeft betaald. De rechtbank zal [rechthebbende] toelaten dat bewijs te leveren.
5.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden, ook de beslissing over het verweer van [naam 1] dat de primaire vorderingen van [rechthebbende] onvoldoende bepaald zijn.
in reconventie
Vordering 1: einde gebruiksovereenkomst
5.13.
Partijen zijn het erover eens dat [rechthebbende] in het chalet mocht wonen tegen betaling van de gebruikskosten. Anders dan [rechthebbende] stelt, hebben partijen daarmee een gebruiksovereenkomst gesloten.
[naam 1] stelt dat zij deze gebruiksovereenkomst heeft beëindigd omdat [rechthebbende] permanent in het chalet woont en omdat [rechthebbende] de gebruikskosten niet heeft betaald. Omdat de overeenkomst aangegaan is voor onbepaalde tijd, mocht zij die overeenkomst ook beëindigen, zelfs zonder directe aanleiding.
[rechthebbende] betwist gemotiveerd dat de overeenkomst (rechtsgeldig) is beëindigd. Het was de bedoeling om permanent in het chalet te wonen en de gebruikskosten heeft hij steeds contant aan [naam 1] betaald. Omdat [rechthebbende] feitelijk meer dan de kosten heeft betaald, moet de gebruiksovereenkomst bovendien worden aangemerkt als een huurovereenkomst. Aan de eisen om die te beëindigen is niet voldaan.
Kwalificatie gebruiksovereenkomst
5.14.
Om te kunnen beoordelen of [naam 1] de gebruiksovereenkomst rechtsgeldig heeft beëindigd, moet eerst worden vastgesteld wat voor soort overeenkomst de gebruiksovereenkomst is (de overeenkomst kwalificeren). Het soort overeenkomst bepaalt immers of en hoe deze kan worden beëindigd. De Hoge Raad heeft in 2019 geoordeeld dat de rechter dan eerst de inhoud van de overeenkomst moet vaststellen. Daarna mag de rechter beoordelen of de overeenkomst kenmerken heeft van een bijzondere overeenkomst [4] (de overeenkomst kwalificeren).
5.15.
Partijen zijn het erover eens dat zij hebben afgesproken dat [rechthebbende] in het chalet mocht wonen tegen betaling van (uitsluitend) de gebruikskosten. Zij hebben niet over een tegenprestatie gesproken en een tegenprestatie is ook niet betaald. Daarnaast heeft [naam 1] ter zitting onweersproken gesteld dat [rechthebbende] alvast in het chalet mocht en dat partijen daarna de koop verder zouden regelen. De rechtbank begrijpt die afspraak zo dat [rechthebbende] in het chalet mocht wonen in afwachting van het voltooien van de koop daarvan en dus totdat het chalet van [rechthebbende] was. Dat het gebruik tijdelijk was, bevestigt [naam 1] bovendien in haar brief van 27 augustus 2023 (zie 3.5) en de brief van 10 oktober 2023 (zie 3.6).
Gelet op deze afspraken moet de gebruiksovereenkomst worden gekwalificeerd als bruikleenovereenkomst. Er wordt namelijk geen tegenprestatie betaald voor het gebruik en, anders dan [naam 1] stelt, is het chalet tijdelijk aan [rechthebbende] in gebruik gegeven.
5.16.
[rechthebbende] heeft nog aangevoerd dat hij meer heeft betaald dan alleen de gebruikskosten en dat daarom sprake is van huur. Ook als zou komen vast te staan dat [rechthebbende] inderdaad meer heeft betaald dan alleen de kosten (volgens [naam 1] is er überhaupt niets betaald), dan betekent dat niet dat (achteraf) sprake is geweest van een tegenprestatie voor het gebruik en daarmee van huur. Mocht het zo zijn dat [rechthebbende] meer heeft betaald dan alleen de kosten, dan bestond voor die betaling geen grond. Hij zou dat meerdere dan terug kunnen vorderen als onverschuldigd betaald.
Beëindigen overeenkomst
5.17.
Op grond van de bruikleenovereenkomst tussen partijen mocht [rechthebbende] het chalet gebruiken totdat het chalet van hem was. Met die afspraak zijn partijen de overeenkomst tijdelijk en dus voor bepaalde tijd aangegaan. Een overeenkomst voor bepaalde tijd betekent dat [rechthebbende] in principe niet verplicht kan worden het chalet terug te geven aan [naam 1] voordat die bepaalde tijd is verstreken. Een uitzondering is volgens de Hoge Raad slechts mogelijk op grond van onvoorziene, niet in de overeenkomst verdisconteerde omstandigheden, die niet voor rekening van de opzeggende partij komen. Die omstandigheden moeten bovendien van zo ernstige aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet mag verwachten. [5]
5.18.
De omstandigheden die [naam 1] aanvoert om de overeenkomst te beëindigen (de permanente bewoning en het niet betalen van gebruikskosten door [rechthebbende] ) zijn onvoldoende om een uitzondering aan te nemen zoals de Hoge Raad bedoelt.
[naam 1] heeft niet weersproken dat [rechthebbende] op zoek was naar woonruimte en dat hij daarvoor bij [naam 1] terecht kwam. Het was de bedoeling dat [rechthebbende] in het chalet ging wonen. Die permanente bewoning kan dan vervolgens geen reden zijn om de gebruiksovereenkomst vroegtijdig te beëindigen, ook niet wanneer dat niet zou zijn toegestaan door de gemeente.
Voor wat betreft de gebruikskosten geldt dat partijen hebben afgesproken dat [rechthebbende] die kosten zou betalen. Het niet betalen daarvan levert een tekortkoming op in de nakoming van de overeenkomst. Door [naam 1] is niet toegelicht waarom die tekortkoming, die [rechthebbende] overigens betwist, tevens een uitzondering zou vormen om de overeenkomst eerder te beëindigen dan afgesproken.
5.19.
[naam 1] stelt nog dat partijen zouden hebben afgesproken dat zij de gebruiksovereenkomst kon opzeggen tegen het moment dat haar beliefde. Die afspraak heeft zij niet onderbouwd, volgt niet uit de afspraken die hiervoor onder 5.15 zijn vastgesteld en wordt bovendien door [rechthebbende] betwist. Aan deze stelling gaat de rechtbank daarom voorbij.
5.20.
De conclusie van het voorgaande is dat [naam 1] de gebruiksovereenkomst niet tussentijds heeft beëindigd en kan beëindigen op de gronden die zij aanvoert. Dat betekent dat haar vordering onder 1 (verklaren voor recht dat de overeenkomst is beëindigd, althans de overeenkomst beëindigen) zal worden afgewezen.
Vordering 3: ontruiming chalet
5.21.
Omdat de gebruiksovereenkomst niet is of wordt beëindigd, mag [rechthebbende] in het chalet blijven wonen. Ook de vordering onder 3 (ontruiming van het chalet) zal daarom worden afgewezen.
Vordering 2: betalen € 22.236,74
5.22.
[naam 1] stelt dat [rechthebbende] nooit de afgesproken gebruikskosten heeft betaald. Die kosten begroot zij op € 22.236,74 inclusief rente. Die kosten, vermeerderd met rente, moet [rechthebbende] daarom alsnog betalen.
[rechthebbende] betwist deze vordering van [naam 1] . Hij betwist in de eerste plaats de gevorderde kosten en de hoogte van de gevorderde kosten. Ten tweede stelt [rechthebbende] dat hij de afgesproken kosten al contant heeft betaald. Ten derde voert [rechthebbende] aan dat deze vordering van [naam 1] op de lijst van schuldeisers is gezet, zodat [naam 1] geen belang heeft bij deze vordering.
Belang vordering
5.23.
[naam 1] stelt dat zij belang heeft bij haar vordering, omdat een veroordelend vonnis een titel oplevert waarmee zij haar vordering op vermogen van [rechthebbende] kan verhalen. Daarmee is het belang van [naam 1] bij deze vordering voldoende aannemelijk.
Gebruikskosten
5.24.
Partijen zijn het erover eens dat [rechthebbende] ‘de gebruikskosten’ betaalt. Ze zijn het er niet over eens waaruit die kosten precies bestaan.
Tussen partijen staat vast dat onder de gebruikskosten in ieder geval de kosten van nutsvoorzieningen vallen: de kosten voor water, gas, elektra, riolering en KPN. Daarnaast heeft [rechthebbende] niet betwist dat onder de gebruikskosten ook de onroerende zaak belasting, verzekering, bijdrage aan de Vereniging van Eigenaren van het chaletpark en waterschapsbelasting vallen. Dat betekent dat partijen nog discussie hebben over twee kostenposten: de forensenbelasting en de hypotheeklasten.
5.25.
[naam 1] heeft niet onderbouwd waarom de forensenbelasting en hypotheeklasten twee kostenposten zijn die zijn verbonden aan gebruik van het chalet door [rechthebbende] . Daarnaast heeft [naam 1] niet eerder aanspraak gemaakt op deze (concrete) kosten. Deze kosten worden ook niet in eerdere correspondentie genoemd (zie 3.5 en 3.6). De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat deze kostenposten niet tot de gebruikskosten behoren en dat [naam 1] geen aanspraak kan maken op betaling daarvan door [rechthebbende] .
5.26.
Het voorgaande betekent dat [rechthebbende] aan [naam 1] als gebruikskosten moet betalen: de kosten voor water, gas, elektra, riolering en KPN; onroerende zaak belasting; verzekering; bijdrage aan de Vereniging van Eigenaren van het chaletpark; en waterschapsbelasting.
Hoogte gebruikskosten
5.27.
[naam 1] voert voor de verschillende kostenposten concrete bedragen op en heeft van een paar posten betalingsbewijzen overgelegd. [rechthebbende] heeft de hoogte van deze bedragen gemotiveerd betwist, onder andere door een andere afrekening energiekosten over te leggen van 2023 dan [naam 1] . De rechtbank zal [naam 1] daarom toelaten de hoogte van de verschillende kostenposten te bewijzen. Het gaat dan om de kosten voor water, gas, elektra, riolering en KPN; onroerende zaak belasting; verzekering; bijdrage aan de Vereniging van Eigenaren van het chaletpark; en waterschapsbelasting, alle voor de jaren 2021, 2022 en 2023.
5.28.
Wanneer [naam 1] niet slaagt in het leveren van het aan haar hiervoor opgedragen bewijs en dus niet (of niet met voldoende zekerheid) komt vast te staan wat de hoogte van de gebruikskosten is, kan de vordering tot betaling van gebruikskosten niet worden toegewezen. Dat is het bewijsrisico dat degene draagt die de bewijslast heeft. Indien [naam 1] wel slaagt in het leveren van bewijs en daarmee de hoogte van de gebruikskosten komen vast te staan, dan zal de rechtbank moeten beoordelen of die kosten al door [rechthebbende] aan [naam 1] zijn voldaan zoals hij stelt en [naam 1] betwist. In dat geval is het mogelijk dat de rechtbank [rechthebbende] een bewijsopdracht geeft om te bewijzen dat en in welke omvang gebruikskosten contant zijn betaald.
5.29.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
draagt [rechthebbende] op te bewijzen dat hij de koopprijs van € 175.000,00 aan [naam 1] heeft betaald,
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 28 augustus 2024voor uitlating door [rechthebbende] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat, als [rechthebbende] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
6.4.
bepaalt dat, als [rechthebbende]
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
oktober 2024tot en met
maart 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. Goedegebuur, in het gerechtsgebouw te Breda, Stationslaan 10,
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
6.8.
draagt [naam 1] op te bewijzen de hoogte van de kosten voor gebruik van het chalet door [rechthebbende] in 2021, 2022 en 2023, welke kosten bestaan uit de kosten voor water, gas, elektra, riolering en KPN; onroerende zaak belasting; verzekering; bijdrage aan de Vereniging van Eigenaren van het chaletpark; en waterschapsbelasting,
6.9.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 28 augustus 2024voor uitlating door [naam 1] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.10.
bepaalt dat, als [naam 1] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
6.11.
bepaalt dat, als [naam 1]
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
oktober 2024tot en met
maart 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.12.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. Goedegebuur, in het gerechtsgebouw te Breda, Stationslaan 10,
6.13.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goedegebuur en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.

Voetnoten

1.Art. 7:2 lid 1 BW.
2.Art. 7:2 lid 1 BW jo art. 3:39 BW.
3.Art. 150 Rv.
4.HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034.
5.HR 21 oktober 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD0483.