ECLI:NL:RBZWB:2024:5782

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
02-244507-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige stiefzoon gedurende meerdere jaren met onvoorwaardelijke gevangenisstraf als gevolg

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in een ontuchtzaak waarbij de verdachte, de stiefvader van het slachtoffer, beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige stiefzoon gedurende een periode van meerdere jaren. De tenlastelegging omvatte handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, die op het moment van de feiten jonger was dan twaalf jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze handelingen in de periode van 20 december 2012 tot en met 19 december 2018.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 augustus 2024, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsvrouw wel. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen, waaronder de verklaring van het slachtoffer, medische gegevens en chatgesprekken. De verdediging betwistte de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer en stelde dat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was en voldoende steun vond in ander bewijs, zoals medische rapporten die een verband legden tussen het slachtoffer en het herpesvirus, wat kan wijzen op seksueel misbruik.

De rechtbank heeft de verdachte wettig en overtuigend bewezen verklaard en hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 10.000,- aan immateriële schade aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft benadrukt dat de handelingen van de verdachte een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, en dat het van groot belang is dat kinderen worden beschermd tegen seksuele misbruik door volwassenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/244507-23
vonnis van de meervoudige kamer van 21 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1983 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
raadsvrouw mr. C.E.J.E. Kouijzer, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 augustus 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie
mr. M.C. Fimerius en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 20 december 2012 tot en met 19 december 2018 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
Zij wijst daartoe op de betrouwbare, authentieke en consistente verklaring van [slachtoffer] .
Zijn verklaring wordt bovendien ondersteund door de medische stukken omtrent zijn opname in het ziekenhuis vanwege een hersenvliesontsteking die werd veroorzaakt door het Herpes Simplex Virus type 2 (hierna: HSV-2), hetgeen kan passen bij misbruik. Verder blijkt uit chatgesprekken tussen verdachte en een ex-partner dat deze laatste [naam] , waarmee de moeder van [slachtoffer] en de toenmalige partner van verdachte zou worden bedoeld, zou vertellen over zijn soa.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte ontkent het misbruik. Verder wijst zij erop dat het bewijs slechts is terug te voeren op een enkele bron, te weten [slachtoffer] , en zijn verklaring wordt betwist. Bovendien wordt zijn verklaring niet ondersteund door ander bewijs, nu de disclosure getuige niet is gehoord, [slachtoffer] met zijn ouders en zijn zus niet of nauwelijks over het misbruik heeft gesproken en het genitale uitstrijkje dat HSV-2 heeft aangetoond, niet bewijzend is en dus niet kan dienen als steunbewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Bewijs in zedenzaken
De rechtbank merkt op dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing. Zij verbiedt de rechter tot een bewezenverklaring te komen in het geval dat de door één getuige medegedeelde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vraagt een beoordeling van het concrete geval. In een geval van ontucht, waarin doorgaans de verklaringen van de aangever en verdachte tegenover elkaar staan en er geen andere getuigenverklaringen zijn, moet de rechter de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever beoordelen en daarnaast bepalen of voor de beweringen van de aangever voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de kern van de tenlastelegging moet – met andere woorden – niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) verklaringen van de aangever volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal, dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
De rechtbank zal eerst beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] als betrouwbaar moet worden gekwalificeerd. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval.
Een eerste belangrijke aanwijzing daarvoor is de wijze waarop het misbruik aan het licht is gekomen. [slachtoffer] heeft een gesprek gehad met een maatschappelijk werkster op school. Tijdens dat gesprek heeft [slachtoffer] verteld dat hij is misbruikt door verdachte door dit in te typen op zijn telefoon en dat aan haar te laten lezen. [slachtoffer] heeft daarover zelf bij de politie verklaard dat hij het te ongemakkelijk vond om het te vertellen en dat hij het daarom had getypt.
Door de maatschappelijk werkster werd vervolgens een collega van Emergis ingelicht, die de moeder van [slachtoffer] in kennis stelde. Volgens de moeder, maar ook de vader van [slachtoffer] , was dat het eerste moment dat zij op de hoogte raakten van het misbruik. Uit het verhoor van [slachtoffer] blijkt verder dat hij zelf helemaal geen zin had om aangifte bij de politie te doen, maar ook dat hij het niet wilde vertellen aan zijn ouders, omdat ze emotioneel zouden reageren en hij dat juist niet wilde.
Het door verdachte in zijn verhoor geschetste scenario, te weten dat het de moeder van [slachtoffer] was die wraak op hem zou willen nemen door het doen van (een volgens verdachte, zo veronderstelt de rechtbank, verzonnen) aangifte, acht de rechtbank op grond van het voorgaande volstrekt onaannemelijk. Er is immers op geen enkele wijze gebleken van bemoeienis door of betrokkenheid van moeder bij het aan het licht komen van het misbruik.
Het verhoor van [slachtoffer] is afgenomen door gecertificeerde rechercheurs. [slachtoffer] verklaart consistent en zijn verklaring komt de rechtbank authentiek voor. Hij heeft verklaard dat de handelingen altijd thuis plaatsvonden als niemand anders thuis was.
Over de eerste keer heeft [slachtoffer] gedetailleerd verklaard. Volgens hem liet verdachte hem op zijn laptop afbeeldingen zien en moest hij daarna mee naar boven naar de slaapkamer van zijn moeder en verdachte. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op zijn handen en knieën moest gaan zitten en dat verdachte zijn penis in zijn kont stak. Het stopte toen verdachte klaar was, waarna [slachtoffer] naar de wc ging en ‘het’ eruit kwam. Hij dacht toen “au, dat deed pijn”. Verdachte gebruikte volgens [slachtoffer] glijmiddel dat hij vooral op zijn eigen penis smeerde en ook een beetje op hem.
Over de keer die [slachtoffer] het meest is bijgebleven, heeft hij verklaard dat hij samen met verdachte op hun quads ging rijden toen hij een jaar of 10 was. Dit was hem bijgebleven, omdat hij het quad rijden met verdachte altijd zo leuk vond. [slachtoffer] verklaarde hierover dat zij de bosjes in gingen en dat hij toen met zijn mond moest zuigen en dat verdachte alleen zijn broek open had. Verdachte deed niets en was ook niet klaargekomen. Het duurde volgens [slachtoffer] een minuutje en toen gingen ze weer verder rijden.
[slachtoffer] heeft verder verklaard dat het in het begin vooral veel pijn deed, maar dat hij er op het einde aan begon te wennen. Daarna deed het ook niet echt pijn. Het gebeurde vooral gewoon thuis boven in de slaapkamer en die keer in de bossen. Het was altijd een patroon waarbij moeder niet thuis was, zijn zus naar school was en zij alleen thuis waren. Na de seks werd niets gezegd en gingen ze gewoon naar beneden om een broodje te eten.
In het bijzonder valt op dat waar zijn ouders verklaren dat [slachtoffer] actief probeerde om op donderdag niet thuis te zijn met verdachte, bijvoorbeeld door het bedenken van smoesjes of andere afspraken te maken, dat [slachtoffer] juist verklaart dat dat niet het geval was en het voor hem hoorde bij zijn wekelijkse routine. Wat de rechtbank betreft vergroot het feit dat hij hier iets anders over zegt dan zijn ouders en niet slechts hun verhaal bevestigt de betrouwbaarheid van zijn verklaring. Inmiddels krijgt [slachtoffer] EMDR-therapie, omdat hij het niet fijn vindt als iemand achter hem staat.
Nu [slachtoffer] uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring. De verklaring is dan ook bruikbaar als bewijsmiddel.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van [slachtoffer] op belangrijke onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo volgt uit het dossier dat [slachtoffer] op 13 november 2017 werd opgenomen in het [ziekenhuis] in [plaats 2] vanwege een hersenvliesontsteking. Deze werd veroorzaakt door het HSV-2. Uit een afgenomen uitstrijkje bleek dat het HSV-2 bij [slachtoffer] genitaal en anaal werd aangetroffen. Volgens de kinderarts zou dit kunnen passen bij seksueel misbruik, maar is het daarvoor niet bewijzend. Aan een onderzoek naar de vraag of hij ook drager was van het HSV-2 heeft verdachte niet mee willen werken. De rechtbank merkt hierover op dat niet aannemelijk is dat een
11-jarige jongen op een andere wijze dan door seksueel contact een herpes virus in de schaamstreek of aan de anus oploopt, terwijl uit het dossier evenmin is gebleken dat [slachtoffer] op dat moment zelf seksueel actief was.
Een aantal omstandigheden ondersteunen verder de aangifte van [slachtoffer] . Ten eerste leidt de rechtbank uit de aangifte van moeder en de getuigenverklaring van vader, maar ook de verklaring die verdachte heeft afgelegd tegenover de politie, af dat verdachte [slachtoffer] regelmatig tussen de middag uit school opving en te eten gaf. Dit ondersteunt de onderdelen van de verklaring van [slachtoffer] dat het misbruik altijd plaatsvond als er niemand anders thuis was, waar hij aangeeft dat hij een keer tussen de middag thuis kwam, mee naar boven moest en op bed moest zitten op handen en knieën, terwijl verdachte zijn ding deed, maar ook waar [slachtoffer] heeft verklaard dat ze na de seks niets tegen elkaar zeiden en beneden een broodje gingen eten.
Ten tweede heeft [slachtoffer] , wanneer hem gevraagd wordt naar de keer die hem het meest is bijgebleven, verklaard dat ze met de quads gingen rijden door de bossen. De rechtbank ziet in de verklaring die verdachte heeft afgelegd tegenover de politie, te weten dat ze inderdaad regelmatig met de quads gingen rijden, ook ondersteuning voor dat onderdeel van de verklaring van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat met voornoemde bewijsmiddelen voldoende steun wordt gegeven aan de als betrouwbaar beoordeelde verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan ontucht met de minderjarige [slachtoffer] , eruit bestaande dat hij zijn penis in zijn anus en zijn mond heeft gebracht, terwijl hij als stiefvader zorgdroeg over [slachtoffer] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
meermalen in de periode van 20 december 2012 tot en met 19 december 2018 te [plaats 1] , [gemeente] , met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] geboren
op[geboortedag 2] -2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de anus en de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige stiefzoon [slachtoffer] die bestonden uit het seksueel binnendringen, terwijl [slachtoffer] in die periode jonger was dan twaalf jaar. Verdachte heeft met deze handelingen op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Daarmee heeft verdachte ook de normale seksuele en lichamelijke ontwikkeling van [slachtoffer] , iets waar iedereen recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die in hun jeugd seksueel zijn misbruikt hiervan ook op latere leeftijd nog de (psychische) gevolgen (kunnen) ondervinden. Het is dan ook van groot belang dat kinderen worden beschermd tegen de seksuele toenadering door volwassenen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op [slachtoffer] had en heeft ervoor gekozen zijn eigen seksuele behoeftes te laten prevaleren boven de belangen van [slachtoffer] , maar ook heeft hij het vertrouwen dat hij van de moeder van [slachtoffer] kreeg om hem tussen de middag op te vangen terwijl zij afwezig was, op grove wijze beschaamd. Bovendien heeft verdachte door zijn ontkennende verklaring bij de politie, maar ook door niet te verschijnen bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak, op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 24 juni 2024 blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet eerder voor zedenfeiten is veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, alleen kan worden volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Voor de duur van die gevangenisstraf zoekt de rechtbank aansluiting bij de straftoemeting in soortgelijke zaken. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden is. Zij zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [slachtoffer] zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. Namens hem wordt een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen is dat [slachtoffer] meermalen en langdurig is blootgesteld aan ontuchtige handelingen door verdachte, destijds zijn stiefvader. De rechtbank is van oordeel dat hiermee op zeer grove wijze inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke en geestelijke integriteit. Namens [slachtoffer] is gesteld dat hij daarvan nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden. Bovendien is ter terechtzitting gebleken dat [slachtoffer] nog steeds onder behandeling is.
Naar het oordeel van de rechtbank is namens [slachtoffer] voldoende onderbouwd dat hij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor [slachtoffer] is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden – in het bijzonder de duur en frequentie van het misbruik, de jeugdige leeftijd van het slachtoffer en het feit dat het misbruik werd gepleegd door zijn stiefvader – en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 10.000,-, voor de schade die [slachtoffer] heeft geleden billijk.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade in volle omvang is geleden, te weten vanaf
19 december 2018. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht, zodat deze wordt opgelegd. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63 en 249 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 (drie) jaar;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 10.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
19 december 2018 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 10.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 19 december 2018 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 85 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Crombach, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 augustus 2024.
Mr. Crombach is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 20 december 2012
tot en met 19 december 2018 te [plaats 1] , [gemeente] , met een aan
zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer]
[slachtoffer] geboren [geboortedag 2] -2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had
bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
hebbende verdachte zijn penis in de anus en/of de mond van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht;
( art 244 Wetboek van Strafrecht )