ECLI:NL:RBZWB:2024:5770

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/424107 / JE RK 24-1211
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in verband met instabiliteit door terugval van de vader in drugsgebruik

Op 13 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. Combee, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2015. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en twee vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De vader was niet verschenen, ondanks correcte oproeping. De GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met zes maanden, omdat de vader recentelijk een terugval had gehad in zijn drugsgebruik, wat zorgde voor instabiliteit en onrust in de situatie van de minderjarige. De kinderrechter oordeelde dat, hoewel er goede stappen waren gezet in de afgelopen periode, de recente terugval van de vader de situatie rondom de minderjarige ernstig bedreigde. De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling te verlengen tot 24 februari 2025, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter benadrukte de noodzaak van monitoring van de situatie rondom de vader en de voortzetting van de ingezette hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/424107 / JE RK 24-1211
Datum uitspraak: 13 augustus 2024
beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
locatie Tilburg,
over
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop bestaat uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 24 juni 2024, ingekomen bij de griffie op 25 juni 2025;
- het e-mailbericht van de moeder van 13 augustus 2024, betreffende het verzoek om digitaal bij de mondelinge behandeling deel te mogen nemen.
1.2
Op 13 augustus 2024 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de
mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de moeder,
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
1.3
Volledigheidshalve merkt de kinderrechter op dat de moeder op haar verzoek digitaal, via MS Teams, en later via beeldbellen bij de mondelinge behandeling aanwezig was.
1.4
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de vader niet bij de mondelinge behandeling verschenen. De kinderrechter besluit de mondelinge behandeling voort te zetten bij afwezigheid van de vader. De overige betrokkenen hebben hiertegen geen bezwaar.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
Voor zover hier van belang heeft de kinderrechter, bij beschikking van 18 april 2024, op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, waarbij sprake is van een co-ouderschapsregeling en [minderjarige] in de oneven weken bij de moeder verblijft en in de even weken bij de vader.
2.3
[minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.4
Bij beschikking van 24 mei 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Sindsdien is die maatregel verlengd, laatstelijk bij beschikking van 5 februari 2024, en wel tot 24 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de GI

4.1
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek voert de GI, samengevat, het volgende aan. Op jonge leeftijd heeft [minderjarige] veel ingrijpende levensgebeurtenissen meegemaakt. Hij is opgegroeid in een moeilijke opvoedsituatie met veel spanningen en conflicten tussen zijn ouders. Er zijn zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Door school wordt hij omschreven als vermoeid en druk in zijn hoofd. De kinderarts heeft geconcludeerd dat er sprake is van concentratieproblematiek en motorisch onrustig gedrag. In de afgelopen periode hebben de ouders een ouderschapsplan opgesteld en ligt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast. Dit geeft duidelijkheid en rust. Wel wordt gezien dat de ouders afwijken van de afspraken ten aanzien van de communicatie. Alle communicatie gaat via Ouderschapsbemiddeling. Ook is voor [minderjarige] een kindbegeleider ingezet. Gezien wordt dat [minderjarige] behoefte heeft aan een-op-een-begeleiding en die wordt hem geboden. De laatste update is dat de vader een terugval heeft gehad in zijn verslaving. Dit brengt onrust met zich mee en dit doet [minderjarige] veel. De moeder vangt hem nu op. Gelet op de actualiteit is van stabiliteit rondom [minderjarige] geenszins sprake. De terugval van de vader zorgt ervoor dat angsten naar boven komen. Ook het vertrouwen krijgt een deuk. Langere betrokkenheid van de GI is nodig om de situatie rondom de vader en de ingezette hulpverlening te monitoren. Daarnaast dient ouderschapsbemiddeling te worden voortgezet en dient er een veiligheidsplan te worden opgesteld.

5.Het standpunt van belanghebbenden

5.1
De moeder brengt, samengevat, naar voren dat zij het eens is met het verzoek. Wat betreft de duur van de maatregel had de moeder liever gezien dat de GI om een langere periode had verzocht. De moeder heeft niet het vertrouwen dat de casus na zes maanden overgedragen kan worden naar hulpverlening in het vrijwillig kader. Daarvoor is er teveel aan de hand. Ook de huidige situatie waarin de vader een terugval heeft gehad, doet veel met [minderjarige] , maar ook met het vertrouwen. De laatste tijd worden afspraken door de vader niet nagekomen. Ook maakt hij onverantwoorde keuzes. De moeder vindt het nodig dat de GI ook de komende periode betrokken blijft. Zij staat achter het voortzetten van ouderschapsbemiddeling.
5.2
Omdat de vader niet bij de mondelinge behandeling is verschenen, heeft de kinderrechter geen kennis kunnen nemen van zijn standpunt over het verzoek.

6.De beoordeling

Wat zegt de wet?
6.1
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.2
Volgens het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Wat vindt de kinderrechter?
6.3
Uit de overlegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] onverminderd in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
6.4
Gezien wordt dat er in de afgelopen goede stappen zijn gezet. Zo is er een ouderschapsplan opgesteld, is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, is Ouderschapsbemiddeling gestart, is er aandacht voor de (lichamelijke) klachten van [minderjarige] en is aan hem een kindbegeleider toegewezen. Helaas is bij de vader sprake geweest van een terugval in zijn verslaving. Dit zorgt niet alleen voor onrust bij [minderjarige] , maar doet ook veel in het vertrouwen van de moeder. De vader heeft moeite om gemaakte afspraken na te komen. Ook hebben beide ouders moeite om zich aan de communicatie-afspraken te houden, zijn zij het niet met elkaar eens over de medicatie van [minderjarige] en [minderjarige] lijkt last te hebben van spanningsklachten.
6.5
Samen met de GI ziet de kinderrechter dus enerzijds een positieve ontwikkeling, maar anderzijds zijn de zorgen recent flink toegenomen. Waar de GI er eerst van uitging dat er enkel nog bepaalde puntjes op de i moesten worden gezet, zoals het opstellen van een veiligheidsplan, is nu ook monitoring van de situatie rondom de terugval van de vader en de instabiliteit die dat veroorzaakt noodzakelijk. Daarnaast moet ingezette hulpverlening gewaarborgd blijven en dient er zicht gehouden te worden op de ontwikkeling van [minderjarige] .
Uitvoerbaar bij voorraad
6.6
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregelen, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
6.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 24 augustus 2024 tot
24 februari 2025;
7.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024 door mr. Combee, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.