ECLI:NL:RBZWB:2024:577
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Inbeslagname van een hond wegens bijtincident en verzoek om voorlopige voorziening
Op 1 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de inbeslagname van een hond door de burgemeester van Breda. Verzoeker, de eigenaar van de hond, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van 24 november 2023, waarin werd besloten tot inbeslagname van zijn [hondenras] teefje na meerdere bijtincidenten. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat de burgemeester ten onrechte spoedeisende bestuursdwang had toegepast en dat hij niet was gehoord voordat de hond in beslag werd genomen.
Tijdens de zitting op 24 januari 2024 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. S.E.C. Segeren-Krijnen, zijn bezwaren toegelicht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester in redelijkheid kon besluiten tot inbeslagname, gezien de voorgeschiedenis van bijtincidenten en overtredingen van het aanlijn- en muilkorfgebod. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de hond in beslag te nemen en dat de procedure rondom de inbeslagname correct was verlopen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van het bestreden besluit afgewezen, wat betekent dat de inbeslagname van de hond in stand blijft.
De uitspraak benadrukt het belang van de belangenafweging tussen de bescherming van de openbare veiligheid en de rechten van de hondeneigenaar. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de burgemeester voldoende redenen had om de hond in beslag te nemen, gezien de eerdere incidenten en de overtredingen van de opgelegde maatregelen. De beslissing van de voorzieningenrechter is definitief, er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.