In deze civiele procedure, die zich afspeelt voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 14 augustus 2024 een vonnis gewezen in een incident dat betrekking heeft op de inzage in bepaalde stukken. De eiseres in de hoofdzaak, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te Groningen, heeft een vordering ingesteld tegen meerdere gedaagden, die gezamenlijk gedaagden worden genoemd. De gedaagden in de hoofdzaak zijn vennootschappen die aandeelhouder waren in een andere vennootschap, [B.V. 1]. De eiseres stelt schade te hebben geleden door onvolkomenheden in de administratie van [B.V. 1] na de aankoop van aandelen, waarvoor garanties zijn afgegeven door de gedaagden. De gedaagden betwisten de stellingen van de eiseres en voeren verweer in het incident.
In het incident vorderen de gedaagden 3 t/m 7 inzage in het Due Diligence rapport en andere relevante correspondentie, omdat zij stellen dat de eiseres op de hoogte was van de financiële situatie van [B.V. 1] en dat zij geen recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden geen rechtmatig belang hebben bij de gevorderde inzage, omdat het aan de eiseres is om haar vorderingen te onderbouwen. De rechtbank wijst de vordering van de gedaagden af en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 25 september 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.