ECLI:NL:RBZWB:2024:5705

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
23/1555 en 23/1557
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de RDW inzake goedkeuring van industriële reinigingsinstallaties

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 15 augustus 2024, zijn de beroepen van eiseres B.V. tegen de Algemeen Directeur van de RDW aan de orde. Eiseres heeft gesteld dat de RDW niet tijdig heeft beslist op haar aanvragen voor goedkeuring van industriële reinigingsinstallaties, ingediend op 9 februari 2022 en 11 oktober 2022 voor dossier 1, en op 30 augustus 2022 en 27 januari 2023 voor dossier 2. De rechtbank heeft vastgesteld dat de RDW niet tijdig heeft beslist op de aanvragen voor dossier 1, waardoor dwangsommen zijn verbeurd. De rechtbank heeft de hoogte van de verbeurde dwangsommen vastgesteld op € 1.134,-. Voor dossier 2 heeft de rechtbank geoordeeld dat de RDW wel tijdig heeft beslist, waardoor er geen dwangsommen zijn verbeurd. De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres in verband met dossier 1 toegewezen, maar niet voor dossier 2. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/1555 en 23/1557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2024 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Heijink),
en

De Algemeen Directeur van de RDW, de RDW

(gemachtigde: mr. S. van Bergen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen die eiseres heeft ingesteld omdat de RDW volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvragen van 9 februari 2022 en 11 oktober 2022 inzake [dossier 1] en op haar aanvragen van 30 augustus 2022 en 27 januari 2023 inzake [dossier 2].
1.1.
De RDW heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
In de uitspraken van 3 oktober 2023 [1] heeft de rechtbank overwogen dat eiseres nog procesbelang heeft bij de beroepen tegen het niet tijdig nemen van de besluiten, omdat uit de beroepen volgt dat zij heeft verzocht de door de RDW verbeurde dwangsommen vast te stellen. De rechtbank heeft vervolgens zowel de beroepen gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvragen voor een ontwerpgoedkeuring, als de beroepen gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvragen voor een eindkeuring, niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Opposante is in verzet gekomen tegen de uitspraken van 3 oktober 2023 en heeft verzocht om een zitting teneinde te worden gehoord.
Nadat het verzet op zitting is behandeld op 14 maart 2024 heeft de rechtbank bij uitspraak van 25 maart 2024 het verzet gegrond verklaard en het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat de uitspraken van 3 oktober 2023 werden gedaan.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 14 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de heer [naam 1], bijgestaan door de gemachtigde van eiseres en namens de RDW mevrouw mr. S. van Bergen en de heer [naam 2].
1.5.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van een uitspraak verlengd doch door omstandigheden niet tijdig uitspraak kunnen doen.

Totstandkoming van de besluiten

2. Eiseres is producent en leverancier van industrieel reinigingsmaterieel, zoals vacuüm- en hoge druk reinigingsinstallaties op voertuigen.
3. Op grond van ADR wet- en regelgeving moeten de installaties (hierna ook: tanks) die eiseres fabriceert beoordeeld worden door de RDW. Deze beoordeling bestaat uit twee fasen: goedkeuring van het ontwerp van de te fabriceren installatie op basis van een technisch dossier (fase 1) en goedkeuring van de op basis daarvan gefabriceerde installatie, ofwel de eindkeuring (fase 2).
Inzake [dossier 1](23/1555)
4. Eiseres heeft op 9 februari 2022 een aanvraag gedaan bij de RDW om goedkeuring van het technisch ontwerp met betrekking tot [dossier 1] (tanknr [nummer 1]). Bij de aanvraag heeft eiseres de volgende opmerking gemaakt:

“De berekening van de tank volgt nog, maar ik dien dit alvast in zodat er een project aangemaakt kan worden. Er is nog een las die visueel geïnspecteerd moet worden door keurmeester, die kan de resultaten dan kwijt in dit project.”

5. Op 10 februari 2022 is een visuele inspectie van de las uitgevoerd.
6. Op 15 september 2022 is de tank fysiek geïnspecteerd en gereed bevonden voor eindkeuring door de inspecteur.
7. Op 28 september 2022 heeft eiseres de berekeningen van de tank en het leidingschema ingediend.
8. Eiseres heeft op 11 oktober 2022 een aanvraag gedaan bij de RDW voor de eindkeuring.
9. Per e-mail van 12 oktober 2022 heeft de RDW aan eiseres laten weten dat het voertuig nog niet is vrijgegeven voor eindkeuring . De inspecteur van de RDW schrijft in deze mail:
“Deze is inderdaad nog niet vrijgegeven voor eindkeuring en ondanks dat die al geruime tijd binnen is kan en mag ik nog niets inplannen.
Er is een flinke achterstand opgelopen zoals je wellicht weet waar we mee aan de slag zijn om dit op te lossen.
@ [naam 3] en [naam 4] wat kunnen we doen om deze keuring door te kunnen laten gaan?”
10. Op 1 februari 2023 heeft eiseres de RDW in gebreke gesteld voor (onder meer) [dossier 1].
11. Op 24 februari 2023 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voor een ontwerpgoedkeuring en de aanvraag voor een eindkeuring betreffende [dossier 1].
12. Op 2 maart 2023 heeft eiseres de overzichtstekening ingediend.
13. Met het besluit van 2 maart 2023 heeft de RDW het ontwerp met betrekking tot [dossier 1] goedgekeurd.
14. Met het besluit van 16 maart 2023 heeft de RDW positief beslist op de eindkeuring met betrekking tot [dossier 1].
Inzake [dossier 2](23/1557)
15. Eiseres heeft op 30 augustus 2022 een aanvraag gedaan bij de RDW om goedkeuring van het technisch ontwerp met betrekking tot [dossier 2] (tanknr [nummer 2]). Bij de aanvraag heeft eiseres de volgende opmerking gemaakt:

“Overzichtstekening nog niet helemaal compleet, update volgt als de tank op het chassis staat. Er moet nog een visuele controle gedaan worden op een tanklas, daar willen we een ring overheen lassen. Zou [naam 5] dat a.s. donderdag kunnen doen als hij hier is voor een keuring en het toevoegen aan dit order?”

16. De ontvangst van deze aanvraag is door de RDW per e-mail van 1 september 2022 bevestigd. In die bevestiging staat, voor zover hier van belang, vermeld:
“Diensten ADR typegoedkeuring of ontwerpbeoordeling
-
Nieuwe tank, individuele goedkeuring
Tankkeuring op locatie
-
Deel keuring: 1 Tanklas (zie opmerkingen)”
17. Op 13 en 21 december 2022 heeft de RDW onderzoek uitgevoerd aan de tank Er zijn foto’s gemaakt van het vaststellen van het materiaalnummer van de tank en van het overstempelen van een pijp.
18. Eiseres heeft op 27 januari 2023 per mail aan de RDW bericht:
“Het betreft hier aanvraag nummer [nummer 3].
Dit is een drukvacuümwagen voor de [firma] met ons ordernummer [nummer 2].
Graag vernemen wij van u wanneer wij de eindkeuring kunnen afspreken.”
19. Op 1 februari 2023 heeft eiseres de RDW in gebreke gesteld voor (onder meer) [dossier 2].
20. Op 24 februari 2023 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voor een ontwerpgoedkeuring en de aanvraag voor een eindkeuring betreffende [dossier 2].
21. Met het besluit van 6 maart 2023 heeft de RDW het ontwerp goedgekeurd.
22. Met het besluit van 23 maart 2023 heeft de RDW de tank goedgekeurd.
23. Op diezelfde datum heeft eiseres de overzichtstekening ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

24. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. [2] Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag, de zogenoemde ingebrekestelling. Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [3] Indien een beschikking op een aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, voor ten hoogste 42 dagen. [4] Indien het beroep wegens niet tijdig beslissen gegrond is, stelt de bestuursrechter desgevraagd tevens de hoogte van de verbeurde dwangsom vast. [5]
25. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de RDW tijdig heeft beslist op de aanvragen van eiseres van 9 februari 2022 en 11 oktober 2022 inzake [dossier 1] en van 30 augustus 2022 en 27 januari 2023 inzake [dossier 2]. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of de RDW op grond van artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dwangsommen aan eiseres verschuldigd is.
26. De rechtbank komt tot het oordeel dat de RDW niet tijdig heeft beslist op de aanvragen van eiseres van 9 februari 2022 en 11 oktober 2022 inzake [dossier 1] en in dat verband dus dwangsommen verschuldigd is aan eiseres. Ten aanzien van [dossier 2] komt de rechtbank tot de conclusie dat de RDW wel tijdig heeft beslist op de aanvragen van 30 augustus 2022 en 27 januari 2023, zodat in dat dossier geen dwangsommen zijn verbeurd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.
27. De rechtbank zal hierna eerst het wettelijk kader uiteenzetten, om vervolgens de vier verschillende aanvragen één voor één te bespreken.
Wettelijk kader
28. Eiseres heeft gesteld dat de RDW niet tijdig heeft beslist op haar aanvragen om ontwerpkeuring en om eindkeuring inzake dossiers [dossier 1] en [firma]. Tussen partijen is onder meer in geschil op welk moment de aanvragen om ontwerpkeuring compleet waren en dus op welk moment de toepasselijke beslistermijnen zijn gaan lopen. Partijen zijn het niet eens over de vraag welke technische stukken eiseres moet aanleveren bij een aanvraag om ontwerpkeuring om van een complete aanvraag te kunnen spreken. Voor de beantwoording van deze vraag dient daarom te worden vastgesteld wat het toepasselijke wettelijk kader is en welke vereisten daaruit voortvloeien.
29. Namens de RDW is ter zitting gesteld dat uit Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land [6] (hierna: de Richtlijn) volgt dat de Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (hierna: de ADR) van toepassing is. In de ADR wordt verwezen naar (onder meer) NEN norm 12972, waarin de eisen zijn opgenomen die aan een aanvraag om ontwerpkeuring worden gesteld. Hieruit volgt volgens de RDW dat voor de ontwerpbeoordeling (minimaal) de volgende stukken nodig zijn:
  • De aanvraag via webrta-portal;
  • De tankberekening volgens de geldende norm (in dit geval EN14025);
  • Een tanktekening met de maatvoering, lasdetails en toegepaste materialen van de kale tank;
  • De overzichtstekening met de hoofdmaten van het complete voertuig in verschillende aanzichten (boven- zij- en achteraanzicht) met noodzakelijke details;
  • Berekening tank op chassis (bij niet zelfdragende tanks);
  • Kopie stempelplaat;
  • Leidingschema + stuklijst (afsluiters, veiligheidsventielen, pompen met de specificaties);
  • Verklaring omtrent de effectiviteit van het duurremsysteem (retarderverklaring).
30. De rechtbank overweegt dat het wettelijk kader, voor zover hier van belang, als volgt luidt.
Artikel 3 van de Richtlijn bepaalt:
1. Onverminderd artikel 6 worden gevaarlijke goederen niet vervoerd wanneer zulks is verboden door bijlage I, deel I.1, bijlage II, deel II.1, of bijlage III, deel III.1.
2. Onverminderd de algemene regels inzake markttoegang en de algemeen toepasselijke regels op het vervoer van goederen, is het vervoer van gevaarlijke goederen, overeenkomstig de voorschriften van bijlage I, deel I.1, bijlage II, deel II.1, en bijlage III, deel III.1, toegestaan.
Bijlage 1 van de Richtlijn luidt, voor zover relevant:
VERVOER OVER DE WEG
I.1. ADR
Bijlagen A en B bij de ADR, als van toepassing met ingang van 1 januari 2009, met dien verstande dat de woorden „overeenkomstsluitende partij” worden vervangen door het woord „lidstaat”.
Artikel 10, eerste lid, van de Richtlijn bepaalt:
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2009 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Artikel 4, derde lid, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen bepaalt:
3. Bij ministeriële regeling kunnen gevaarlijke stoffen worden aangewezen ten aanzien waarvan handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, zijn toegestaan onder bij die regeling gegeven voorschriften en beperkingen, indien:
a. de gevaarzetting van die handelingen beperkt is; en
b. die voorschriften en beperkingen uitsluitend betreffen:
1°.aangelegenheden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet,
2°.het vervoermiddel,
3°.de vervoerde stoffen,
4°.de bij het vervoer betrokken personen,
5°.de wijze van vervoeren,
6°.de verpakkingen, of
7°.de melding voorafgaande aan het verrichten van een handeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid.
Artikel 2 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen bepaalt:
Bij deze regeling behoren vier bijlagen:
a.
bijlage 1: voorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over land, zijnde de Nederlandse vertaling van de bijlagen A en B van het ADR en de daarbij behorende aanhangsels;
b.
bijlage 2: voorschriften in afwijking van of in aanvulling op bijlage 1;
c.
bijlage 3: erkende instanties, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, 2°;
d.
bijlage 4: rijkskeuringsvoorschriften betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen.
Artikel 10, eerste lid, van bijlage 2 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen bepaalt:
1. In Nederland geregistreerde, ingevolge deze regeling keuringsplichtige voertuigen als bedoeld in randnummer 9.1.3.1 van bijlage 1, kunnen overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt, indien zij zijn goedgekeurd door de Dienst Wegverkeer.
Artikel 1, eerste lid, van bijlage 3 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen bepaalt:
1.
In de onderstaande tabel zijn de erkende instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.
Tabel 1
Randnummer Instanties
(…)
6.8.2.3.1; 6.8.2.3.3 (…) RDW
Randnummer 6.8.2.3.2 van de ADR bepaalt, voor zover hier van belang:
6.8.2.3.2 Typegoedkeuring
De bevoegde autoriteit moet in aanvulling op de punten genoemd in 1.8.7.2.2.1 voor elk nieuw type tankwagon/tankwagen, afneembare tank, tankcontainer, wissellaadtank, batterijwagon/batterijwagen of gascontainer met verscheidene elementen (MEGC's) een verklaring afgeven, waaruit blijkt dat het onderzochte type, met inbegrip van de bevestigingen, geschikt is voor het doel waarvoor het bestemd is en voldoet aan de constructievoorschriften van 6.8.2.1, de uitrustingsvoorschriften van 6.8.2.2 en de bijzondere voorwaarden voor de klassen van vervoerde stoffen.
(…)
Opmerking: Bijlage B van EN 12972:2018, waarin het type wordt beschreven, alsmede de lijst van toegestane bedrijfsuitrusting voor het type tank, of daarmee overeenstemmende documenten moeten bij het certificaat worden gevoegd of daarin worden opgenomen.
Randnummer 6.8.2.6.1 van de ADR bepaalt, voor zover hier van belang:
6.8.2.6.1 Ontwerp en constructie
Met ingang van 1 januari 2009 is het gebruik van normen waarnaar wordt verwezen verplicht. Uitzonderingen worden behandeld in 6.8.2.7 en 6.8.3.7.
Certificaten voor typegoedkeuring moeten worden afgegeven overeenkomstig 1.8.7 of 6.8.2.3. Voor de afgifte van een typegoedkeuringscertificaat moet uit de onderstaande tabel één norm worden gekozen die van toepassing is volgens de aanduiding in kolom (4). Indien meer dan één norm kan worden toegepast, moet slechts één ervan worden gekozen.
Kolom (3) geeft de paragrafen van hoofdstuk 6.8 aan waarmee de norm in overeenstemming is.
In kolom (5) is de uiterlijke datum aangegeven waarop bestaande typegoedkeuringen overeenkomstig 1.8.7.2.2.2 moeten worden ingetrokken; indien geen datum is aangegeven, blijft de typegoedkeuring geldig totdat deze vervalt.
De normen moeten worden toegepast overeenkomstig 1.1.5. De normen moeten volledig worden toegepast, tenzij in onderstaande tabel anders is aangegeven.
Het toepassingsbereik van elke norm is vastgelegd in de desbetreffende bepaling van die norm, tenzij anderszins aangegeven in onderstaande tabel.
Verwijzing
Titel van het document
Voorschriften waaraan de norm voldoet
Toepassing
voor nieuwe
type
Goedkeuring en of voor
hernieuwingen
(1)
(2)
(3)
(4)
(…)
(…)
(…)
(…)
EN 12972:2018
Tanks voor het transport van
gevaarlijke goederen – Beproeving,
inspectie en kenmerking van metalen tanks
6.8.2.3
Verplicht vanaf
1 januari 2022
Randnummer 6.8.2.6.2 van de ADR bepaalt, voor zover hier van belang:
6.8.2.6.2 Onderzoek van het type, onderzoek en beproeving van tanks
Voor onderzoek van het type en onderzoek en beproeving van tanks wordt uit onderstaande tabel één norm gekozen die van toepassing is volgens de aanduiding in kolom (4).
Kolom (3) geeft de paragrafen van hoofdstuk 6.8 aan waarmee de norm in overeenstemming is.
De normen moeten worden toegepast in overeenstemming met 1.1.5
Het gebruik van een norm waarnaar wordt verwezen is verplicht.
Het toepassingsbereik van elke norm is vastgelegd in desbetreffende bepaling van die norm, tenzij anderszins aangegeven in onderstaande tabel.
Verwijzing
Titel van het document
Voorschriften waaraan de norm voldoet
Van toepassing
(1)
(2)
(3)
(4)
EN 12972:2018
Tanks voor het transport van
gevaarlijke stoffen – Beproeving,
inspectie en kenmerken van metalen tanks
6.8.2.1.23
6.8.2.4
6.8.3.4
Tot nader order
Artikel 5.2 van NEN-EN 12972, Tanks voor het transport van gevaarlijke stoffen – Beproeving, inspectie en merken van metalen tanks, bepaalt, voor zover hier van belang:
5.2
Examination of documents
5.2.1
Inspection for type approval
5.2.1.1 Required documents
Documents giving the following information shall be provided for the inspection for type approval by the manufacturer or his representative:
  • name and address of the applicant;
  • description of the tank prototype including planned variations to the design and its special characteristics;
  • names and addresses of the manufacturer and the assembler of the tank; in the case of fixed tanks (tank vehicles) or tank-wagons the design of chassis or wagon; in the case of tank containers or portable tanks the manufacturer and design of frame if applicable;
  • qualification of welders, welding procedure(s) and weld quality assurance system in accordance with the technical code; if the technical code does not contain requirements for:
qualification of the welder and welding procedure, the requirements of EN ISO 9606-1, EN ISO 9606-2, EN ISO 9606-3, EN ISO 9606-4, EN ISO 14732, EN ISO 15607, EN ISO 15609-1, EN ISO 15614-1 (level 1 or level 2), EN ISO 15614-2; and
qualification of the weld quality assurance system, the requirements of 5.3.4 shall be met as applicable;
  • description of the assigned mode of operation (e.g. pressure discharging);
  • indication of the portable tank instruction T (tank instruction) and TP (tank provision) or tank code and the applicable special provisions TA (type approval), TC (construction) and TE (equipment);
  • if required, listing of all substances or groups of substances to be carried by the tank (especially for substances of class 2 and special substances listed in the regulation for which additional requirements can apply);
  • schematic drawing of the tank with listing of main dimensions;
  • schematic drawings of the piping systems;
  • data sheet with the operational data of the tank necessary for calculation;
  • calculations of the tank and its fastenings according to the applicable regulation for the transport of dangerous goods and, if required, verification by testing of the tank and its fastenings;
  • drawings necessary for verifying the manufacture of the tank, of its equipment and of its fastenings, including an assembly drawing and a parts list indicating the materials;
  • drawings for marking (tank plates and others);
  • specifications of the service equipment with the relevant technical data including certificates of compliance with the appropriate technical codes, standards and requirements;
  • suitability of the safety equipment including the calculation of the relief capacity if relevant;
  • material specification for all materials used for construction of the tank showing values of material properties as required by the relevant regulation and by the applied technical code (this includes welding filler materials, auxiliary welding materials and protective lining or coating);
  • for prototype tank, material test certificates as required by the applied technical code for all materials used for construction of the tank showing values of material properties as required by the relevant regulation; this includes welding filler materials, auxiliary welding materials and protective lining or coating;
  • record of tests carried out on production control test plates if required by the technical code and/or the relevant regulations concerning the transport of dangerous goods (the records and the relation between the test plates and the tanks shall be verified by the expert);
  • when using a protective lining or coating, requirements of the lining or coating manufacturer for a test to confirm that the protective lining or coating has been applied in accordance with the manufacturer’s specification;
  • necessary requirements for determination of the holding time, for tanks for refrigerated liquefied gases, as applicable;
  • record of NDT carried out on the welds;
  • qualification certificate for personnel undertaking NDT in accordance with the technical code; if the technical code does not contain requirements for qualification, the qualification scheme shall be based on EN ISO 9712;
  • if relevant, validation of the NOT technique used;
  • heat treatment procedure and records of heat treatment.
5.2.1.2
Examination of documents
The documents shall be examined to determine that the requirements of the relevant dangerous goods regulations and technical code have been fulfilled. The compatibility of tank material and any coating or lining and equipment with the assigned dangerous goods shall be verified.
31. De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat de RDW terecht heeft gesteld dat om van een complete aanvraag om ontwerpkeuring (ofwel ‘inspection for type approval’
)te kunnen spreken, vereist is dat (onder meer) berekeningen van de tank, het leidingschema en een complete overzichtstekening door eiseres bij de RDW zijn ingediend. Hierna zal de rechtbank beoordelen wat dit betekent voor de vraag of tijdig is besloten op voormelde aanvragen van eiseres.
Aanvraag ontwerpkeuring inzake [dossier 1]
32. Eiseres heeft gesteld dat de RDW niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om een ontwerpkeuring van 9 februari 2022. Volgens eiseres was de aanvraag compleet op 9 februari 2022. Eiseres wijst er daarbij op dat zij geen bericht heeft gehad van de RDW dat er stukken misten en/of dat zij haar aanvraag moest aanvullen conform artikel 4:5, eerste lid, van de Awb.
33. De RDW heeft ter zitting (in afwijking van haar eerdere standpunt) gesteld dat de aanvraag voor de ontwerpkeuring inzake [dossier 1] compleet was op 28 september 2022, toen eiseres de berekeningen van de tank en het leidingschema had ingediend. De RDW heeft daarbij gesteld dat zij met eiseres afwijkende werkafspraken heeft gemaakt die bestendige praktijk zijn geworden. Die afwijkende afspraken zijn volgens de RDW nodig vanwege de werkwijze van eiseres. Eiseres start namelijk al gedeeltelijk met het bouwen van de tanks vooruitlopend op de ontwerpbeoordeling en maakt gedurende het bouwproces haar ontwerp compleet. Om eiseres terwille te zijn, worden onderdelen van de tanks die alleen gaandeweg het bouwproces kunnen worden beoordeeld, zoals bijvoorbeeld lasnaden, door de RDW tijdens het bouwen alvast beoordeeld. Omdat de resultaten van die onderzoeken administratief verwerkt en bewaard moeten worden, hebben partijen afgesproken dat hier in het systeem van ontwerpgoedkeuringen alvast een project voor kan worden aangemaakt. De nog ontbrekende onderdelen van het ontwerp worden gaandeweg door eiseres aangeleverd. Pas wanneer het technisch dossier compleet is, volgt een ontwerpbeoordeling. Gelet op deze werkwijze is het volgens de RDW aan eiseres om ervoor te zorgen dat alle stukken die nodig zijn voor de ontwerpbeoordeling bij de RDW worden ingediend en verzoekt zij eiseres niet op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb om aanvullende stukken.
34. Gelet op hetgeen hiervoor onder de weergave van het wettelijk kader is uiteengezet, volgt de rechtbank de RDW in haar stelling dat de aanvraag om ontwerpkeuring inzake [dossier 1] pas compleet was op 28 september 2022, toen de berekeningen van de tank en het leidingschema waren ingediend. De rechtbank overweegt daarbij dat eiseres de door de RDW gestelde afwijkende werkafspraken zowel ter zitting van 14 maart 2023 als ter zitting van 14 mei 2024 heeft bevestigd. Vast staat dat eiseres ‘specials’ bouwt, voertuigen die éénmalig voor een afnemer worden ontworpen en gebouwd, waardoor het technisch dossier gedurende het bouwproces in delen door eiseres wordt aangeleverd bij de RDW. Ter zitting hebben beide partijen bevestigd dat het technisch dossier dus eigenlijk pas compleet is wanneer de tank is afgebouwd. Met de RDW is de rechtbank van oordeel dat de RDW gezien deze werkwijze niet gehouden was om eiseres op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb te vragen haar aanvraag aan te vullen met de ontbrekende stukken. Het ontbreken van zo’n verzoek, leidt niet tot het oordeel dat, zoals door de gemachtigde van eiseres is bepleit, bij de eerste registratie van het project in het systeem van verweerder, bijvoorbeeld bij het verzoek om – alvast – een lasnaad te keuren, al sprake is van een complete aanvraag voor een ontwerpkeuring.
35. De rechtbank overweegt dat in dit geval niet is voorzien in een beslistermijn in de bijzondere wetgeving, zodat op grond van artikel 4:13, tweede lid van de Awb de algemene beslistermijn van acht weken van toepassing is. Gelet op de aard van de keuringen bestaat geen aanleiding om te oordelen dat dit sneller zou kunnen. Nu de aanvraag om ontwerpkeuring inzake [dossier 1] op 28 september 2022 compleet was, is de termijn van 8 weken op die datum begonnen. Dat betekent dat de beslistermijn afliep op 23 november 2022. Niet ter discussie staat dat eiseres de RDW binnen een redelijke termijn, namelijk op 1 februari 2023, in gebreke heeft gesteld. De RDW had vanaf dat moment dus nog twee weken de tijd om alsnog een besluit te nemen. Vast staat dat de RDW haar besluit op de aanvraag ontwerpkeuring inzake [dossier 1] niet binnen die termijn van 2 weken, dus uiterlijk op 16 februari 2023, heeft genomen. De RDW heeft dus niet tijdig op de aanvraag om ontwerpkeuring van eiseres inzake [dossier 1] beslist.
36. De RDW heeft pas op 2 maart 2023 op de aanvraag om ontwerpkeuring inzake [dossier 1] beslist en heeft dus een dwangsom verbeurd op grond van de dwangsomregeling van artikel 4:17 van de Awb. De hoogte van de verbeurde dwangsom bedraagt € 322,- (14 dagen x € 23,- per dag).
Aanvraag eindkeuring inzake [dossier 1]
37. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag om een eindkeuring inzake [dossier 1] door eiseres is gedaan op 11 oktober 2022. De RDW heeft echter aangevoerd dat zij hierop in de e-mail van 12 oktober 2022 reeds een besluit heeft genomen. De aanvraag is volgens de RDW gemotiveerd afgewezen door aan te geven dat deze nog niet was vrijgegeven voor een eindkeuring, zodat binnen de toepasselijke beslistermijn van 8 weken een besluit is genomen op de aanvraag van eiseres.
38. De rechtbank volgt de RDW niet in dat standpunt. Of een schriftelijk stuk een besluit is, moet worden beantwoord aan de hand van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Op grond van dat artikel wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met het begrip rechtshandeling wordt gedoeld op een handeling gericht op rechtsgevolg. Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), de hoogte bestuursrechter in dit soort zaken, heeft een beslissing rechtsgevolg indien zij erop is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of zaak vast te stellen. [7]
39. De mededeling van de RDW in de e-mail van 12 oktober 2022 moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een mededeling van informatieve aard, die niet gericht is op rechtsgevolg, maar alleen als bedoeling had om eiseres te laten weten dat de tank nog niet was vrijgegeven voor eindkeuring. Dat het niet de bedoeling van de RDW was om de aanvraag van eiseres met deze e-mail af te wijzen, kan ook worden afgeleid uit het feit dat de RDW op 16 maart 2023 alsnog een besluit heeft genomen op de aanvraag om een eindkeuring inzake [dossier 1], terwijl beide partijen ter zitting hebben bevestigd dat geen nieuwe aanvraag om eindkeuring is ingediend. De e-mail van 12 oktober 2022 kan naar het oordeel van de rechtbank dus niet worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Awb.
40. De rechtbank overweegt dat de RDW ter zitting desgevraagd ook niet heeft toegelicht wat er op 11 oktober 2022 nog nodig was van eiseres om [dossier 1] vrij te kunnen geven voor eindkeuring. Eiseres heeft onweersproken gesteld dat ook voor die keuring alle benodigde gegevens op 11 oktober waren ingediend. De rechtbank gaat daarvan dan ook uit. De RDW heeft de stelling van eiseres dat sprake is van personeelstekort, waardoor de wachttijden oplopen, ook niet weersproken. Een personeelsgebrek is echter geen grond voor het oordeel dat de beslistermijn langer moet zijn of wordt geschorst. De rechtbank oordeelt gelet hierop dat de beslistermijn van 8 weken op 11 oktober 2022 is begonnen en afliep op 6 december 2022. Niet ter discussie staat dat eiseres de RDW vervolgens binnen een redelijke termijn, namelijk op 1 februari 2023, in gebreke heeft gesteld. De RDW had vanaf dat moment nog twee weken de tijd om alsnog een besluit te nemen. Vast staat dat de RDW haar besluit op de aanvraag om eindkeuring inzake [dossier 1] niet binnen die termijn van 2 weken, dus uiterlijk op 16 februari 2023, heeft genomen. De RDW heeft dus niet tijdig op de aanvraag om eindkeuring van eiseres inzake [dossier 1] beslist.
41. Pas op 16 maart 2023 heeft de RDW op de aanvraag om eindkeuring inzake [dossier 1] beslist. Derhalve heeft de RDW een dwangsom verbeurd op grond van de dwangsomregeling van artikel 4:17 van de Awb. De hoogte van de verbeurde dwangsom bedraagt € 322,- (14 dagen x € 23,- per dag) + € 490,- (14 dagen x € 35,- per dag) = € 812,-.
Aanvraag ontwerpkeuring inzake [dossier 2]
42. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de RDW niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om een ontwerpkeuring inzake [dossier 2] van 30 augustus 2022. Volgens eiseres was de aanvraag compleet op het moment van indiening.
43. De RDW heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag voor de ontwerpkeuring inzake [dossier 2] compleet was op 23 maart 2023, toen eiseres de retarderverklaring en een meer gedetailleerde overzichtstekening had ingediend. De RDW heeft daarbij wederom gewezen op de tussen partijen geldende afwijkende werkafspraken.
44. De rechtbank overweegt dat de RDW het ontwerp met betrekking tot [dossier 2] heeft goedgekeurd op 6 maart 2023. Het standpunt dat de technische stukken pas compleet was op 23 maart 2023 kan de rechtbank gelet daarop niet volgen. De RDW stelt zich immers steeds op het standpunt dat zij geen beslissing kan nemen op een aanvraag om ontwerpkeuring als de technische stukken niet compleet zijn. Uit de tekst bij de aanvraag blijkt dat op 30 augustus 2022 de overzichtstekening nog niet helemaal compleet was aangeleverd. Gelet op de vereisten zoals die volgen uit het wettelijk kader volgt de rechtbank eiseres dus ook niet in haar stelling dat de aanvraag op 30 augustus 2022 al compleet was. Ook hier geldt dat de RDW gezien de werkwijze van partijen niet gehouden was om eiseres op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb te vragen haar aanvraag aan te vullen. Op welk moment alle benodigde technische stukken voor de goedkeuring van het ontwerp inzake [dossier 2] door eiseres bij de RDW waren aangeleverd, is op basis van het dossier niet vast te stellen. De rechtbank gaat er vanuit dat dat in ieder geval op 6 maart 2023 het geval moet zijn geweest. Dat de technische stukken inzake [dossier 2] eerder al compleet waren, is door eiseres niet aannemelijk gemaakt. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat niet is gebleken dat de beslistermijn is overschreden en dat de RDW dus geen dwangsom verschuldigd is aan eiseres in verband met de aanvraag om ontwerpkeuring inzake [dossier 2].
Aanvraag eindkeuring inzake [dossier 2]
45. Tussen partijen is in geschil hoe de inhoud van de e-mail van 27 januari 2023 van eiseres moet worden begrepen. Volgens eiseres betreft dit een aanvraag om eindkeuring inzake [dossier 2]. Volgens de RDW moet deze e-mail worden aangemerkt als een informatieverzoek, zodat daarmee geen beslistermijn is gaan lopen.
46. Op grond van artikel 1:3 van de Awb is een aanvraag een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen. De rechtbank is van oordeel dat de e-mail van 27 januari 2023 dient te worden aangemerkt als een aanvraag om eindkeuring inzake [dossier 2]. In de context van de tussen partijen geldende werkafspraken moest het naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs duidelijk zijn voor de RDW dat het de bedoeling was van eiseres om een eindkeuring aan te vragen. Dit blijkt ook uit de onderwerpregel van de e-mail. Dat betekent dat de beslistermijn van 8 weken op 27 januari 2023 is gaan lopen en dat deze afliep op 24 maart 2023. Niet in geschil is dat de eindkeuring inzake [dossier 2] is uitgevoerd op 23 maart 2023. De rechtbank concludeert dan ook dat de eindkeuring inzake [dossier 2] tijdig is uitgevoerd, zodat de RDW in dit verband geen dwangsom verschuldigd is aan eiseres.

Conclusie en gevolgen

47. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep inzake [dossier 1] (23/1555) gegrond. De rechtbank stelt de door de RDW verbeurde dwangsommen vast op in totaal € 1.134,-.
47. Omdat de rechtbank het beroep inzake [dossier 1] gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de RDW aan eiseres het door haar betaalde griffierecht zal vergoeden.
47. De rechtbank veroordeelt de RDW in de door eiseres in de verzet- en beroepsprocedure inzake [dossier 1] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.062,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift, 0,5 punt voor het verschijnen op de verzet zitting op 14 maart 2024, 0,5 punt voor de beantwoording van de schriftelijk vragen van de rechtbank en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van 14 mei 2024, met een waarde van € 875,- per punt en wegingsfactor 1).
47. Het beroep van eiseres inzake [dossier 2] (23/1557) zal gelet op het voorgaande ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in die zaak geen aanleiding.
47. Ten aanzien van de kosten van de verzetprocedure inzake [dossier 2] overweegt de rechtbank dat de werkzaamheden voor die verzetprocedure dusdanige samenhang vertonen met de werkzaamheden voor de verzetprocedure inzake [dossier 1] dat daar geen afzonderlijke proceskostenvergoeding voor zal worden toegekend.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep inzake [dossier 1] gegrond;
  • stelt de door de RDW verbeurde dwangsommen vast op € 1.134,-;
  • draagt de RDW op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de RDW in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.062,50,-;
  • verklaart het beroep inzake [dossier 2] ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12 van de Awb.
4.Artikel 4:17, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55c van de Awb.
6.
7.ABRvS 30 januari 2008, JB 2008/57, ECLI:NL:RVS:2008:BC3065.