ECLI:NL:RBZWB:2024:5696

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
18 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 24/3453
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door college van burgemeester en wethouders

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2024, wordt het beroep van eisers beoordeeld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen besluiten van 13 en 14 september 2023, maar het college heeft niet tijdig beslist op dit bezwaar. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het college de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank wijst erop dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan binnen een bepaalde termijn moet beslissen op een aanvraag of bezwaarschrift. In dit geval had het college uiterlijk op 4 maart 2024 moeten beslissen, maar dit is niet gebeurd. Eisers hebben het college op 8 maart 2024 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft besloten dat het college alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het college het griffierecht van € 371,- en een vergoeding van € 437,50 voor proceskosten aan eisers betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3453

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. A.J.H.W. Coppelmans),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld, omdat het college volgens hen niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 24 oktober 2024 tegen het de besluiten van 13 en 14 september 2023.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eisers hebben het bezwaarschrift ingediend op 24 oktober 2024. Het college moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is
.Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. [2] Het college heeft de termijn verlengd met zes weken. Verder is de termijn voor het nemen van het besluit opgeschort van 31 oktober 2023 tot en met 2 november 2023. Het college had dus uiterlijk op 4 maart 2024 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Eisers hebben het college op 8 maart 2024 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
4. Omdat het college nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Omdat de beslistermijn inmiddels ruim is verstreken ziet de rechtbank geen aanleiding om het college op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een andere termijn te geven.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen, het college de 4.1. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding voor hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- aan eisers moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 6 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.