ECLI:NL:RBZWB:2024:5695
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op aanvraag persoonsgegevens
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het College van procureurs-generaal, omdat verweerder volgens eiser niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 27 oktober 2023 om verstrekking van zijn persoonsgegevens. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat eiser op 17 januari 2024 een besluit heeft ontvangen van verweerder, waarin op zijn aanvraag is beslist. Eiser heeft op 9 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, maar de rechtbank concludeert dat er op dat moment geen sprake was van niet tijdig beslissen, aangezien verweerder al had beslist. De rechtbank wijst erop dat als eiser meent dat er gegevens ontbreken, hij de weg van bezwaar kan volgen.
Aangezien verweerder op 17 januari 2024 op het verzoek heeft beslist, voldoet het beroepschrift niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk, wat betekent dat zij het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en openbaar gemaakt op 6 augustus 2024.