ECLI:NL:RBZWB:2024:5681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
02-108385-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag, veroordeling voor poging tot zware mishandeling met bijzondere voorwaarden

Op 16 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 april 2023 in Tilburg geprobeerd heeft een ander, [slachtoffer], te doden of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes in zijn buik te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de poging tot doodslag, maar dat er wel voldoende bewijs is voor de poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij niet de intentie had om [slachtoffer] te verwonden, maar dat hij met het mes heeft gezwaaid tijdens een woordenwisseling. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de verdachte met het mes heeft gestoken, niet kan worden bewezen dat hij opzet had op de dood van [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar hem wel veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en er zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], voor schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/108385-23
vonnis van de meervoudige kamer van 16 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1984 te [land] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. C.C.J. Mouwen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 augustus 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 24 april 2023 geprobeerd heeft [slachtoffer] te doden, althans heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door hem met een mes in zijn buik te steken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Voor de primair tenlastegelegde poging tot doodslag is wat de officier van justitie betreft onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Dat verdachte [slachtoffer] met zijn mes heeft geraakt, staat vast. Dit is het gevolg van het feit dat verdachte (net als [slachtoffer] zelf) met zijn mes heeft gezwaaid. Verdachte heeft echter nooit de bedoeling gehad om [slachtoffer] daarbij daadwerkelijk te raken. In zijn herinnering is dit ook niet gebeurd. Hij schrok dan ook heel erg toen het bloed van [slachtoffer] op zijn mes werd aangetroffen. Over het letsel van [slachtoffer] is weinig bekend; er zit enkel een foto (van veraf) in het dossier, waarop de wond oppervlakkig lijkt. Verder is er geen (medische) informatie over de wond. Op welke manier en met welke kracht [slachtoffer] geraakt is, is daarmee onbekend. Het lijkt erop dat het mes langs de buik is geschaafd, waardoor vitale organen niet konden worden geraakt. Dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] , dan wel zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] , kan dan ook niet worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 24 april 2023 uit de bus stapte en toen [slachtoffer] op straat tegen kwam. Bij deze ontmoeting heeft verdachte na een kort oogcontact een mes getrokken. Hierna bleek dat [slachtoffer] een verwonding had aan zijn buik.
Verdachte heeft weliswaar bekend dat hij op 24 april 2023 een mes heeft getrokken, toen [slachtoffer] in een woordenwisseling op hem af kwam gelopen, doch hij heeft naar eigen zeggen enkel “gezwaaid” met dat mes. Volgens [getuige] en aangever [slachtoffer] heeft verdachte echter stekende bewegingen gemaakt. Bovendien heeft [slachtoffer] ook daadwerkelijk een steekverwonding opgelopen, zo blijkt uit de foto die de politie van hem heeft gemaakt en uit het feit dat [slachtoffer] is onderzocht in het ziekenhuis op interne verwondingen. [slachtoffer] heeft een nacht in het ziekenhuis verbleven en medicatie voorgeschreven gekregen. Daarnaast trof het Nederlands Forensisch Instituut het bloed van [slachtoffer] aan op het mes van verdachte. Het letsel van [slachtoffer] is dus aan het handelen van verdachte te wijten. Hij heeft [slachtoffer] in zijn buik gestoken.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte met dit handelen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer] . Er zit namelijk geen (medische) informatie in het dossier waaruit blijkt op welke manier en met welke kracht verdachte [slachtoffer] heeft gestoken. Wel staat wat de rechtbank betreft vast dat het steken met enige kracht moet zijn gebeurd, omdat het mes door de jas en kleding van [slachtoffer] in zijn buik is gegaan. Door met een mes in de (richting van de) buik te steken, waar zich vitale organen bevinden, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat [slachtoffer] (zeer) ernstig lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 april 2023 te Tilburg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet voornoemde [slachtoffer] met een mes in de buik heeft
gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Wat de officier van justitie betreft moet de rapportage van de reclassering zo worden gelezen dat zij adviseert om bij een
eventuelevoorwaardelijke straf, de in het rapport genoemde bijzondere voorwaarden op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ten tijde van het bewezenverklaarde kampte hij met een ernstige softdrugsverslaving. Dit incident heeft hem gemotiveerd om met zichzelf aan de slag te gaan. De afgelopen maanden heeft hij dankbaar gebruikgemaakt van de hulpverlening die in het kader van de schorsingsvoorwaarden in gang is gezet. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is niet wenselijk, omdat die het huidige traject zal doorkruisen. Daarnaast heeft verdachte de zorg voor drie van zijn kinderen die bij zijn moeder verblijven. De rapportage van de reclassering leest de verdediging zo dat zij adviseren een volledig voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft [slachtoffer] op straat in zijn buik gestoken, waarbij hij hem zeer ernstig had kunnen verwonden. Dit alles vond plaats naar aanleiding van slechts een korte woordenwisseling. Verdachte vond dat het nu wel een keer genoeg moest zijn tussen hem en [slachtoffer] en besloot niet alleen zijn mes te trekken, maar deze ook te gebruiken. Hierbij is [slachtoffer] gewond geraakt. Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden en pijn en (psychisch) letsel bij hem veroorzaakt. Dat is een zeer ernstig feit. Toen verdachte [slachtoffer] had geraakt, deed hij er ook nog een schepje bovenop door er met de op de grond gevallen pasjeshouder van [slachtoffer] vandoor te gaan.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bovendien is het taakstrafverbod van toepassing.
Op grond van de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is het uitgangspunt voor zware mishandeling, afhankelijk van het letsel, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden tot een jaar. Wanneer het een poging betreft, wordt de straf met één derde verminderd.
De reclassering heeft over verdachte een rapport uitgebracht. Zij schat het recidiverisico in als gemiddeld. Aan de ene kant zijn er beschermende factoren, zoals de steun die verdachte ervaart van zijn moeder en zijn meewerkende houding richting reclassering en hulpverlening. Aan de andere kant is de softdrugsverslaving een steeds terugkerend probleem, is de psychische toestand van verdachte instabiel en is er dienaangaande (nog) geen diagnostiek.
Verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen door een (grotendeels) bekennende verklaring af te leggen en berouw te tonen. Zijn excuses aan [slachtoffer] komt op de rechtbank authentiek over.
Verdachte heeft vier dagen in voorarrest gezeten. Op zijn strafblad staat enkel een boete uit 2005.
Dit alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. Zij zal verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen van vijf maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De inmiddels opgestarte hulpverlening kan na detentie worden hervat.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij, [slachtoffer] , vordert een schadevergoeding van € 3.590,44, bestaande uit materiële en immateriële schade. De materiële schade bedraagt € 90,44 en betreft kosten van medicijnen, kosten voor de aanschaf van een nieuwe ov-chipkaart, kosten voor de kapotte jas, reiskosten naar de rechtbank en een daggeldvergoeding voor het ziekenhuisverblijf. De immateriële schade betreft € 3.500,00, als gevolg van het psychisch letsel dat [slachtoffer] door het bewezenverklaarde heeft opgelopen. [slachtoffer] verwijst naar de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Hij heeft angstklachten, depressieve klachten en last van nachtmerries en is daarvoor in behandeling. [slachtoffer] heeft afspraakgegevens overgelegd. Hij heeft verwezen naar een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, waarin een immateriële schadevergoeding is toegekend voor (in zijn ogen) soortgelijk letsel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Voor wat betreft de materiële schade refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Deze komt de verdediging niet onredelijk voor.
Voor wat betreft de immateriële schade betoogt de verdediging dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering omdat het gestelde psychisch letsel onvoldoende onderbouwd is met enkel afspraakgegevens. Deze zeggen niets over de aard en ernst van het letsel en/of de behandeling. Het betreffende fysieke letsel valt volgens de letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven onder letselcategorie 0. Dit is anders dan in de uitspraak waar de benadeelde partij naar heeft verwezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Dat bewezen is verklaard dat verdachte de benadeelde partij in zijn buik heeft gestoken, betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover hem en dat hij verplicht is de daaruit voortgevloeide schade te vergoeden.
Materiële schade
Tussen verdachte en de benadeelde partij staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde kosten heeft gemaakt voor medicijnen (€ 8,85), zijn kapotte jas
(€ 19,95) en een nieuwe ov-chipkaart (€ 7,50). Daarnaast is op de zitting vast komen te staan dat [slachtoffer] op 2 augustus 2024 € 11,20 heeft betaald om met het openbaar vervoer naar de zitting te komen. De rechtbank zal de vordering op voorgaande onderdelen dan ook toewijzen. De rechtbank is niet gebleken dat de benadeelde partij een dag in het ziekenhuis heeft verbleven, dan wel de kosten heeft gemaakt die daaraan gekoppeld zijn (extra telefoonkosten, consumpties, huur tv/boeken/tijdschriften). Een daggeldvergoeding à
€ 35,00 heeft daarom niet te gelden als rechtstreeks door het bewezenverklaarde geleden schade. De rechtbank zal de vordering op dit punt daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Het fysieke letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde, is niet vergelijkbaar met het fysiek letsel zoals aan de orde in de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam waar hij naar heeft verwezen. De oppervlakkige steekwond valt volgens de letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven onder letselcategorie 0. Het psychisch letsel daarentegen, valt wel onder letselcategorie 2 van de letsellijst. Van een rechtstreekse bedreiging met een mes, eventueel met het toebrengen van een oppervlakkige steekverwonding, wordt voorondersteld dat de benadeelde partij daar psychisch letsel aan overhoudt, in categorie 2 (€ 2.500), aldus de letsellijst. Een onderbouwing van dit letsel is dus niet nodig.
Wel weegt de rechtbank mee dat [slachtoffer] zelf ook een behoorlijk aandeel heeft gehad in de aanleiding voor het bewezenverklaarde. Hij heeft ook zijn mes getrokken en heeft daarmee ook zwaaiende/stekende bewegingen richting verdachte gemaakt. Daarmee komt de rechtbank tot het oordeel dat een vergoeding van € 1.000 hier op zijn plaats is. Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
7.5
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van alle toegekende schadebedragen. Dat betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal over de toegewezen schadebedragen de wettelijke rente toewijzen, steeds gerekend vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, zijnde 24 april 2023.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot zware mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de verslavingsreclassering van Novadic-Kentron op het adres Jan Wierhof 14 te Tilburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte meewerkt aan het afnemen van diagnostisch onderzoek en het daaruit voortvloeiend plan van aanpak;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 1.047,50, waarvan € 47,50 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering ten aanzien van de immateriële schade voor de overige € 2.500,00 af;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 1.047,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 20 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.B. van Onzenoort, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 augustus 2024.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Tilburg, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] met een
mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de buik en/of borst,
althans het lichaam heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Tilburg, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, in/op/tegen de buik en/of borst, althans het lichaam heeft
gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )