ECLI:NL:RBZWB:2024:568

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417842 / FA RK 24-110
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Pulskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in zorgregeling en toevertrouwing van minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende voorlopige voorzieningen in een zorgregeling voor de minderjarige kinderen van partijen. De man en de vrouw, beiden vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben op 17 januari 2024 een mondelinge behandeling gehad. De vrouw verzocht om toevertrouwing van de kinderen aan haar, het uitsluitend gebruik van de woning en de man verzocht om een zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw de kinderen aan haar toevertrouwd krijgt, omdat de man geen verweer heeft gevoerd. Tevens is de vrouw gerechtigd tot het gebruik van de echtelijke woning, waarbij de man wordt bevolen deze te verlaten.

De rechtbank heeft de voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen in de komende weken contact zullen hebben met de man. De rechtbank heeft overwogen dat het in het belang van de kinderen is dat het contact met de man spoedig wordt hersteld, zonder begeleiding van hulpverlening, omdat er geen aanwijzingen zijn voor onveiligheid. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de betrokkenheid van hulpverlening en de noodzaak voor verdere (jeugd)hulpverlening voor de ouders en kinderen. Partijen zijn doorverwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten voor passende hulpverlening.

De rechtbank heeft de ouders en hun advocaten geïnformeerd over de procedure na afloop van de hulpverlening en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming in het vervolgproces. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Pulskens, in aanwezigheid van griffier mr. Hurkmans.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/417842 / FA RK 24-110
datum uitspraak 26 januari 2024
beschikking inzake het treffen van voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.L.J. Leijendekker,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.J. W. Vugs.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 10 januari 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de man;
- het op 12 januari 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen van de vrouw.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 17 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn partijen verschenen. Zij werden bijgestaan door hun advocaat.

2.Het verzoek

De man verzoekt, samengevat:
- vaststelling van een zorgregeling.
De vrouw verzoekt, samengevat:
- het uitsluitend gebruik van de woning;
- toevertrouwing van de minderjarigen aan haar.

3.De beoordeling

Toevertrouwing van de kinderen
3.1.
De vrouw verzoekt de kinderen van partijen, [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] , aan haar toe te vertrouwen. De man voert geen verweer.
3.2.
De rechtbank wijst het verzoek als onweersproken en op de wet gegrond toe, nu ook niet is gebleken dat het belang van de kinderen zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.
Uitsluitend gebruik van de woning
3.3.
De vrouw verzoekt te bepalen dat zij met uitsluiting van de man bevoegd is tot het gebruik van de woning aan de [adres] te [woonplaats] , alsmede tot het gebruik van de gehele zich in die woning bevindende inboedel. De man voert geen verweer.
3.4.
De rechtbank wijst het verzoek als onweersproken en op de wet gegrond toe.
Zorgregeling
3.5.
De man verzoekt een zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdag (na school) tot en met zondag na het eten bij hem verblijven. De man brengt de kinderen om 19.30 uur terug. Verder heeft de man om een gespecificeerde verdeling van de vakanties en feestdagen verzocht. Ter onderbouwing van zijn verzoek geeft de man aan dat hij de kinderen vanaf november 2023 niet meer heeft gezien. Het is van belang dat het contact snel wordt hersteld. Tot op heden is dit niet gelukt, ook niet onder begeleiding van hulpverlening. De man merkt op dat voor de oudste kinderen geldt dat zij zelf ook inspraak hebben in de invulling van het contact.
3.6.
De vrouw voert gemotiveerd verweer. Er is al geruime tijd sprake van spanningen binnen het gezin. Veilig Thuis is betrokken geraakt en inmiddels ontvangt het gezin hulpverlening vanuit Safegroup. De vrouw vindt het belangrijk dat het contact tussen de man en de kinderen wordt hersteld, maar dit moet onder begeleiding van de hulpverlening plaatsvinden. Er hebben zich vervelende incidenten voorgedaan en het gedrag van de man is onvoorspelbaar gebleken.
3.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken en de toelichting op de mondelinge behandeling volgt dat de communicatie tussen partijen ernstig is verstoord. Naast de echtscheiding van partijen is er ook een zakelijk conflict tussen de man en zijn schoonvader/schoonfamilie. Ook dit doet de verhoudingen tussen partijen geen goed. Inmiddels zijn Veilig Thuis en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) betrokken geraakt bij het gezin. Vanuit het CJG zijn er enkele bemiddelingspogingen ondernomen, maar dit heeft tot op heden niet geleid tot verbetering in de communicatie tussen partijen en duidelijke afspraken. Verder staat vast dat de man de kinderen vanaf november 2023 niet meer heeft gezien. Partijen zijn het er over eens dat het contact moet worden hersteld, maar zij verschillen van mening over de manier waarop dit moet gebeuren.
3.8.
De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat het contact met de man spoedig wordt hersteld. Voor begeleiding van de contacten wordt geen aanleiding gezien. Weliswaar heeft de vrouw op de mondelinge behandeling aangegeven dat Safegroup van mening is dat begeleiding van de contacten nodig is, maar de rechtbank heeft geen stukken aangetroffen in het dossier waaruit dit kan worden opgemaakt. Verder is er geen enkele indicatie dat sprake is van onveiligheid van de kinderen in de contacten met de man. Op de mondelinge behandeling is toegelicht dat de man onlangs is gediagnosticeerd met ADHD en dat hij hiervoor medicijnen gebruikt. Verder is er geen sprake van een ander psychisch ziektebeeld.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de volgende voorlopige zorgregeling vaststellen voor [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] :
- in week 6 hebben zij op zaterdag 10 februari 2024 contact met de man van 13.00 uur tot 17.00 uur;
- in week 7 hebben zij op zaterdag 17 februari 2024 contact met de man van 10.00 uur tot 18.00 uur;
- in week 8 hebben zij op zaterdag 24 februari 2024 contact met de man van 10.00 uur tot 18.00 uur;
- in week 9 verblijven zij de gehele week bij de vrouw;
- vervolgens wordt een ritme aangehouden waarin zij iedere maand drie aaneengesloten weekenden op zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur contact hebben met de man. In de vierde week verblijven zij de gehele week bij de vrouw;
- indien de zaterdag niet uitkomt in verband met sport of andere activiteiten van [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] kunnen partijen in overleg afwijken naar zondag.
Verder overweegt de rechtbank dat zij het niet nodig vindt om voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een vastomlijnde zorgregeling vast te stellen, gelet op hun leeftijd. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat zij het contact met de man zelf vorm gaan geven, waarbij het hun vrij staat om aan te sluiten bij de contactmomenten tussen de man, [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] .
De rechtbank gaat ervan uit dat de vrouw de kinderen positief zal stimuleren in het hervatten van het contact met de man. Verder is het de taak van de man om de kinderen onder geen beding te belasten met de echtscheidingsperikelen en/of het zakelijke conflict.
3.9.
De rechtbank vindt het ook belangrijk dat partijen verdere passende (jeugd)hulpverlening gaan krijgen en heeft ter zitting met hen gesproken over een doorverwijzing in het kader van het Uniform Hulpaanbod. Op de mondelinge behandeling hebben partijen allebei aangegeven hiervoor open te staan.
3.10.
Nu partijen openstaan voor (jeugd)hulpverlening zal de rechtbank hen en de kinderen hiervoor verwijzen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio
West-Brabant-West. Het loket zorgt voor het doorsturen van stukken van de rechtbank naar de woonplaatsgemeente van de kinderen (hierna: de toegang) en is het aanspreekpunt van de rechtbank. De toegang zoekt voor partijen de meest passende zorgaanbieder.
3.11.
Met de inzet van passende (jeugd)hulpverlening gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor de
kinderen;
- de kinderen hebben een stem in het scheidingsproces, voelen zich gehoord en
gesteund;
- de ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van de kinderen
(zware interventie);
- de kinderen en de ouders hebben onbelast contact met elkaar.
De resultaten heeft de rechtbank ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is bij deze beschikking gevoegd.
3.12.
Na afloop van de (jeugd)hulpverlening maakt de zorgaanbieder een rapport op over het verloop en het resultaat van de hulpverlening. Ook de toegang maakt een rapport op. In dit rapport wordt het rapport van de zorgaanbieder als bijlage toegevoegd. Tussen partijen is een bodemprocedure aanhangig. Deze procedure is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/416668 / FA RK 23-5698. De rechtbank verzoekt het loket om het volledige rapport uiterlijk op
29 oktober 2024, of zoveel eerder als mogelijk is, in deze bodemprocedure bij de rechtbank in te dienen.
3.13.
Als de hulpverlening heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid binnen twee weken na ontvangst van het rapport aan te geven of een volgende mondelinge behandeling nodig is. Ook maken de advocaten in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de in die procedure gedane verzoeken met betrekking tot de kinderen.
3.14.
Als de hulpverlening niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket het volledige rapport ook direct toe te sturen aan de Raad voor de Kinderbescherming (Raad). De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De Raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van het rapport of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
3.15.
Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van het rapport direct een advies kan geven, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid om aan te geven wat zij van dit advies vinden en hoe de procedure verder moet gaan.
3.16.
Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank de Raad dit onderzoek te verrichten en daarover in de bodemprocedure bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- welke zorgregeling tussen de man en de kinderen komt het meest tegemoet aan de belangen van de kinderen?
- hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- zijn er nog andere feiten en omstandigheden die van belang zijn?
3.17.
Na een onderzoek of interventie van de Raad stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid op het rapport van de Raad te reageren en aan te geven hoe de procedure verder moet gaan.
3.18.
Verder heeft de rechtbank partijen geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing. Partijen hebben met het delen van de privacygegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.

4.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat aan de vrouw worden toevertrouwd de minderjarigen
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedag 1] 2007,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2008,
3. [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2013,
4. [minderjarige 4] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 4] 2015, en
5. [minderjarige 5] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 5] 2017;
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, daarbij inbegrepen de inboedelgoederen, gelegen aan [adres] [woonplaats] , en beveelt de man die woning te verlaten en deze verder niet te betreden;
bepaalt dat de man en de kinderen in het kader van een voorlopige zorgregeling contact hebben met elkaar op de wijze zoals overwogen in rechtsoverweging 3.8;
verwijst partijen en de kinderen voor (jeugd)hulpverlening ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio
West-Brabant-West. Het loket zal partijen en kinderen vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van de kinderen verwijzen naar de zorgaanbieder;
verzoekt het loket om uiterlijk
29 oktober 2024 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, het rapport over het verloop en de resultaten van de (jeugd)hulpverlening in de bij de griffie van de rechtbank in te dienen in de bodemprocedure met zaaknummer C/02/416668 / FA-RK 23-5698;
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, het rapport ook direct toe te sturen aan de Raad;
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na binnenkomst van de rapportage de rechtbank in de bodemprocedure met zaaknummer C/02/416668 / FA-RK 23-5698 te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
verzoekt de Raad, indien hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in rechtsoverweging 3.16 genoemde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
verzoekt de Raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de Raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen in de bodemprocedure;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Pulskens, en, in tegenwoordigheid van
mr. Hurkmans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.